dinsdag 7 mei 2019

Moeders horen niet te sterven


“En daar liggen de adressen van diegenen die je zeker moet bellen. En in de onderste la liggen de polissen.” Ik brom in mijn kop koffie. Moet dat nu? Het moet. Ik ben op bezoek bij mijn moeder en ze wil haar begrafenis bespreken. Lang heb ik het onderwerp weten te vermijden maar ze is vastbesloten.

Moeders horen niet te sterven, zei een vriend tegen mij. Klopt, maar het gebeurt toch. Ik pak de papieren erbij en blader. Achter op een van de documenten staat een stempel van een begrafenisondernemer. Ma fronst. Ik heb haar frons, valt me wederom op. “Die niet!” Ze klinkt geĆ«rgerd.  “Te groot, te duur en veel te commercieel.” Ik maak een notitie. Het gesprek verloopt luchtig maar ik heb een gevoel van naderend onweer.

Een maand later bereiden wij de laatste vakantie met de kinderen voor. Ze worden groot en gaan steeds meer hun eigen gang. Met een camper naar Noorwegen. We halen het niet. Ma belandt in het ziekenhuis en het lijkt niet goed. We gaan wel ‘camperen’, maar niet zo ver. Stadskanaal wordt het epicentrum waar wij op een uur rijden omheen cirkelen. We beginnen en eindigen de reis in het ziekenhuis.

Moeders sterven ook. 
Vier dagen na terugkeer sluit ze haar ogen definitief. Ze heeft afscheid genomen van wie ze wilde en piept er ’s nachts tussen twee wachtrondes tussenuit. Kalm en rustig. Het is goed, zeggen we tegen elkaar. Dat is het verstand. Maar mijn gevoel zegt iets heel anders.
Later die ochtend trek ik de onderste la open en ga aan de slag. Op internet zoek ik een begrafenisondernemer en bel.  Als ik de man aan de lijn krijg zeg ik: “Een rare vraag, maar bent u op enige manier verbonden aan deze begrafenisonderneming? En ik noem de naam. “Op geen enkele manier,” antwoordt de man. Ma heeft haar zin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten