woensdag 31 juli 2019

Bijgeloof?

Het is vrijdagavond en mijn hoofd zit nog propvol na een te drukke week. Samen met dochterlief gevierd dat we samen 90 geworden zijn. (Laura 30). Dan nog eens drie dagen met temperaturen boven de 40 graden Celsius. Waarbij ik me dan gelijk afvraag hoe het weerbericht van 25 juli 2029 eruit zou zien?

Volledig tegen de handelswijsheid 'vrouwen bloot – handel dood' in, was het ook nog eens superdruk in de winkel. En en-passant hebben we nog een huis gekocht in Dedemsvaart. Precies wat we zochten. Oud en sfeervol. Met van die hoge plafonds en zo. Een prima familiehuis met grote tuin en oude bomen. Blij mee. Ook eentje zonder spookverhalen. Bij een vorig huis begon de buurman over alle narigheid die ik erbij zou kopen. Dat de vorige bewoners in no-time dood, ziek of in ieder geval doodongelukkig waren geworden. Mijn katholieke opvoeding maakt dat ik daar toch gevoelig voor ben. De verhalen over ontevreden gestorvenen die in boze geesten veranderen, en dat je wijwater en een pastoor nodig had om ze te verdrijven. Wijwater was magisch spul, sprenkelen over het land hielp voor een goede oogst. Of dat nu nog helpt? Persoonlijk denk ik dat we meer aan hemelwater hebben. Dan waren er nog die relikwieën om alle andere narigheid te bestrijden. Als tienjarig jochie met epilepsie nam mijn vader me eens mee naar de monniken in Zenderen. Die gaven me een drietal gewijde zakjes. Die moest ik altijd bij me dragen. Gek genoeg – waarschijnlijk puur toeval - werd het wel een stuk beter. En natuurlijk kon je altijd nog kaarsjes opsteken, bidden of biechten als het nodig was. Hoe je het ook wendt of keert. Het gaf zielenrust. Tegenwoordig ben ik meer van de zelfbestemming. Als je alleen al denkt aan die CO2 uitstoot die we nu met zijn allen produceren? Een paar kaarsjes opsteken gaan ons daar echt niet meer helpen denk ik. Maar probeer je het toch? Graag kort (in verband met de uitstoot).

woensdag 24 juli 2019

Oesters


Vakantie. Ik zit op Terschelling. Dat ligt in Frankrijk. Het is een Terschelling mét duinen en palmen, zónder Noordzee-depressies: Ile d’Oleron. Zoals ik in de auto graag luister naar verkeersberichten over files in het westen, zo check ik hier graag even of u thuis wel de regen krijgt die u zo nodig hebt. Dat ging volgens buienradar de laatste tijd best goed.

Vroeger gingen wij met onze jongens naar dat andere Terschelling. En dat was anders mooi. Naar onze Waddeneilanden vertrek je met laarzen, goede regenkleding, stormharingen en het voornemen actief te zijn. Je kúnt ook naar het strand en daar niets doen, maar dan is de meerjarige trend dat je met onderkoelingsverschijnselen naar de wal zult worden gevlogen. Nee, geef mij maar Hollandse duinen, wit strand, dennengeur, wuivende palmen en 26 graden: Ile d’Oleron. En oesters! Ile d’Oleron is beroemd om zijn oestercultuur. Zo’n zilte hap zee. Jammie! Op het andere Terschelling at ik ook oesters. Van die witte, Japanse nieuwkomers. Die wrikte ik zelf op het Wad van de mosselbanken. Hier haal ik om de hoek een dozijn 1e kwaliteit voor 4 euro 50. La vie en rose!
Wat ook fijn is, is dat ik hier geen last heb van kinderen die om het hardst blèren: ‘Jakkie, pap, een oester, wat smerig!!’ Behalve onze jongste dan. Jasper. Jaar of vier zal hij zijn geweest. Hij wilde wel zo’n ‘zeeding-van-pap’ proberen. En dat deed hij. En betreurde het. Meteen. Later die dag kwam hij bij me. Hij was naar het toilet geweest en vroeg me met grote angstogen: ‘Pap, is dat ding nu uit mij?’ Ik heb hem verzekerd dat dit het geval was. Hij is sinds kort een cum laude afgestudeerd wiskundige, dus het is goed gekomen. Ik wens u een goede vakantie. Vergeet uw regenpak niet. Kom, ik neem er nog eentje.

Adrian Verbree

woensdag 17 juli 2019

“Jullie wel..”

Ongelovig kijk ik naast mij. De toon waarop de vrouw de woorden uitspreekt is van een moedeloze berusting als van de postbode die weet dat de laatste brief bovenaan een enorme berg moet worden bezorgd.

Het is de laatste schooldag van mijn eerste jaar als schoolmeester. Dat ik dat jaar de klas onder controle had? Nee, had ik net een brandje geblust, waren er intussen drie andere ontstaan. Dat ik er plezier aan had? Nee, waar was ik in vredesnaam aan begonnen, vroeg ik mij regelmatig af. Het was overleven, lesgeven was bijzaak. Ik was gestart in het speciaal onderwijs, niet de makkelijkste doelgroep. Maar eerlijk is eerlijk, in de loop van dat jaar waren de klas en ik wel nader tot elkaar gekomen. Op hun voorwaarden, dat dan weer wel. Een woord, een gebaar, een zuchtend plaatsnemen op een stoel, het waren voorzichtige tekenen van acceptatie.
Zo hadden wij ons voortgesleept naar de laatste schooldag en met zes weken vakantie in het vooruitzicht en het feit dat ik volkomen gesloopt was, stond ik met vochtige ogen mijn eerste klasje uit te zwaaien. Ach, het viel eigenlijk toch ook wel een beetje mee, toch? Het Stockholmsyndroom. “Fijne vakantie!” schreeuwden de meesters en de juffen.

“Jullie wel..” De moeder zag zichtbaar als een berg op tegen zomerweken. Ik vond het een onbegrijpelijke en vooral ondankbare uitspraak. De zomervakantie lag als een azuurblauwe, rimpelloze oceaan uitnodigend te lonken, klaar voor honderdduizend bommetjes. Het was 1996, mijn kinderen moesten nog geboren worden. Het schooljaar erop kreeg ik haar kroost in de klas. Toen viel het kwartje.

woensdag 10 juli 2019

Noaberschapen


Het is zaterdag tien over vijf ’s morgens als mijn jongste onze kamer binnen stormt: “Ze lopen over  straat, ze zijn weer ontsnapt!” Mijn man springt zijn bed uit en samen schieten ze te hulp. Speurend naar de kudde: ze volgen de keutels en plukken wol. Een heel stuk verderop vinden ze de schapen en met behulp van politie die ook is gebeld lukt het om ze weer op de juiste plek te krijgen.

Geen droom, maar sinds een paar weken werkelijkheid in onze buurt. We hebben namelijk een kudde van zo’n honderd schapen lopen die hier het gras kort houdt. Een mooie oplossing van de gemeente vind ik. En een mooie bijkomstigheid is dat het ook een band schept. Want herder Henk uit Schuinesloot heeft niet altijd het overzicht omdat hij blind is. Daardoor heb ik nog meer respect voor hem gekregen, want reken maar dat het hard werken is! Regelmatig ontsnappen de schapen. Dan ruiken ze de vrijheid. Iedereen die in de buurt is wordt opgetrommeld om ze weer in goede banen te leiden. Ze moeten steeds worden overgezet naar een ander stukje gras. Ook daarbij is hulp nodig. Ik zorg dan weer voor koffie en om 7 uur ’s ochtends voor ontbijt.
We hebben mooie gesprekken met Henk. Over de mensen hier in het Oost’n, dat we elkaar niet vaak meer helpen, niet zoals vroeger toen er nog echte noaberschap was. Toch komt daar nu door Henk wel verandering in. Want mijn man is bevorderd tot hulpherder en die controleert de hekken en helpt samen met buurmannen en passanten met het overzetten van schapen. We genieten van de geboorte van een lammetje en mijmeren over een plek waar we samen met elkaar voor de buurtschapen kunnen zorgen. Het is niet altijd idyllisch trouwens, er zijn ook tegenstanders in de buurt: we blijven toch Nederlanders… Zo schept dat ook weer een band tussen de mensen die het maar niets vinden. En juist daarom ben ik ze noaberschapen gaan noemen. Van mij mogen ze blijven!

Karin van Dijk

woensdag 3 juli 2019

Plukveldjes


Hebt u ze ook al gezien, de plukveldjes? Wat een prachtig initiatief. Het doel is tweeledig. Insecten de kans geven om zich voort te planten en ons de kans geven om een mooi veldboeket te plukken.

Want het is slecht gesteld met de insecten, in 30 jaar tijd is twee derde van deze beestjes verdwenen en onderzoekers hebben aangetoond dat in die tijd ook de wilde bloemen uit ons landschap verdwenen. En ondanks dat we insecten vaak als vervelend ervaren is het voor onze leefomgeving van wezenlijk belang dat ze er zijn. Ik ben samen met onze buren ook erg blij dat er een stukje gemeenteplantsoen naast ons huis is aangewezen om tot plukveld te worden omgetoverd. In april hebben de mannen van de groenvoorziening de grasmat verwijderd en is er bloemenzaad gestrooid. Een bordje naast het voetpad leert ons dat er een mengsel zaden van wilde planten ligt.
Wat waren we blij met ons plukveldje en als buurtbewoners bedachten we dat we maar een bankje moesten sponseren aan de gemeente zodat iedereen die er langs loopt even kan zitten en genieten van de veelkleurige planten die hier bloeien. We hadden in juni vakantie en vol verwachting keerden we terug om te aanschouwen wat een prachtige bloementuin er naast ons huis was ontstaan. De wijze van bewerken van de grond gaf enige twijfel en helaas werd die bewaarheid. We konden niet direct een mooie bos eigen geplukte bloemen op de vaas zetten. Tot nu toe zien we eigenlijk alleen een braakliggend terreintje met een paar korenbloemen en verder allemaal kruiden waar iedere tuinbezitter druk mee is om te verwijderen tussen zijn bloeiende planten. Ik vrees dat we dit jaar geen pluktuin naast ons huis hebben, het genietbankje zal er dan ook nog niet komen. Het enige insect dat we zien toenemen in onze directe omgeving is een nationale plaag geworden, de eikenprocessierups en die willen we dan weer niet. Natuurlijk evenwicht kan alleen de natuur zelf herstellen. Maar bloemenzaden blijven strooien mag natuurlijk altijd.

Henk Leemhuis