woensdag 29 mei 2019

De City-Run


Veel mensen spraken me aan op mijn vorige column, het wandelen in Spanje en wilden weten hoe het was geweest. In een woord, geweldig! Een prachtig gebied tussen de steden Irún en Bilbao. Maar het wandelen was veel zwaarder dan we van te voren hadden ingeschat. Dagelijks een paar heuvels over van ongeveer 300 meter gaat toch wel in de kuiten zitten. Maar het landschap is fantastisch, de groep vrienden waar ik mee liep en de heerlijke maaltijden ’s avonds met een soepel wijntje maakten het altijd goed.

Zo’n week er tussenuit en dan gesprekken voeren over alles en nog wat verruimd mijn geest. Ik kan echt genieten van wat ik zie en wat ik hoor. Terug in Nederland stond me de volgende uitdaging te wachten. Ik had me opgegeven voor de halve marathon van onze Cityrun. Ik loop regelmatig een stuk hard, maar bij tien kilometer houdt het meestal wel op. Toch wilde ik deze uitdaging wel eens aan en na een proefloop in maart gaf ik me op. Drie dagen na thuiskomst van het wandelen toch maar eens weer een trainingsrondje maken; viel me niet tegen en goed gemutst pakte ik de draad weer op. Ik had drie weken en het ging me makkelijk af. Heerlijk lange stukken rennen rondom Hardenberg, twee keer per week had ik bedacht en dan zou het wel gaan. Zo ook de laatste zondag voor de wedstrijd, heerlijk een rondje via het Engelandse bos en Gramsbergen. Nog 200 meter te gaan en verdorie, een pijnscheut in de kuit. Dat had ik lang niet meer gehad. De hele dag bleef dit aanhouden. De volgende dag toch maar even een collega laten behandelen, daar knapte ik goed van op. De hele week rustig aan doen en vrijdagavond een stukje proberen. Wat viel dit tegen, na drie kilometer ging het alweer mis. Ik werd geconfronteerd met wat ik ook altijd tegen mijn patiënten zeg, neem de tijd voor een blessure! Dus, géén City-Run voor mij. En dan fiets ik langs het parcours waar velen zeggen,” Henk je hebt de verkeerde kleren aan, ik had gedacht dat jij wel meedeed”. Ook voor mij geldt natuurlijk, rustig opbouwen, tijd nemen, luisteren naar je lichaam. Dat doe ik dan ook nu maar. Wellicht lukt de triatlon begin juli wel.

Henk Leemhuis

woensdag 22 mei 2019

Westerling


Mijn wereld is, geef ik toe, best inspirerend, vooral doordat ik continu bijzondere mensen van over de hele wereld ontmoet. Dat er regelmatig bekende muzikanten bijzitten is leuk. Maar als rechtgeaarde oosterlingen gaan we daar niet te veel prat op. Want dat doe je niet, zo zijn we niet opgevoed. Nederigheid is er namelijk bij de opvoeding met de paplepel ingegoten.

Muzikanten zijn over het algemeen fatsoenlijke en hartelijke mensen. En of ze nu uit New York of Amsterdam komen, maakt eigenlijk niet veel uit. Kenmerkend is het respect voor elkaar. Dat een ervaren muzikant een beginner spontaan helpt een gitaar uit te zoeken in de winkel, is meer regel dan uitzondering. Dat ik vorige week dan ook hard op mijn tenen getrapt werd door zo’n muzikant, is een uitzondering. De typische ‘westerling’ bestaat voor mij niet, maar deze man paste prima in die typering. Vooringenomen tot in detail, met een mening over ‘ons oosterlingen’, die ik niet durf te herhalen. En passant werden verschillende vaak goede muzikale vrienden uit de Achterhoek, Twente en Drenthe in detail belachelijk gemaakt. Hij had er zelfs een categorie voor bedacht, de ‘Boertjes van Buuten’.
Dat hij dit alles ongestoord spuide alsof we er niet bij stonden, brak mijn spreekwoordelijk klomp. Nu ben ik een mild mens, maar wanneer mijn vrienden, hun inspirerende muziek, en mijn eigen streektaal met een knauwend Haags accent belachelijk gemaakt worden, gaat mijn bloed koken. Het zal u niet verbazen dat ik deze Randstedelijke uitzondering ruim op tijd duidelijk gemaakt heb dat het sluitingstijd was. Gelukkig geloof ik in het goede van mensen, en voor deze heer heb ik dan ook maar een aparte categorie voor gemaakt. De categorie ‘ziek’. Gelukkig kom ik dit soort zelfingenomen ‘wij zijn beter dan de rest’ westerlingen bijna nooit tegen en goedgelovig als ik ben, geloof ik dan ook niet dat ze echt bestaan.

Rudi Bults

woensdag 15 mei 2019

Concert


Onlangs nodigde onze oudste zoon uit Zeist mijn vrouw uit om met hem naar de Matthäus Passion in Utrecht te gaan. Hij nodigde mij niet uit. Ik vind de Matthäus Passion prachtig. Uit een doosje. Niemand nodigt mij meer uit voor een uitvoering. Dat komt omdat ze weten dat, toen ik ooit mijn vrouw wel naar de Matthäus Passion vergezelde, ik tijdens de uitvoering een boek ben gaan zitten lezen. Sindsdien màg ik niet meer mee. Iedereen blij.

Omdat mijn vrouw tegenwoordig zelf niet rijdt, moest ik haar naar Utrecht brengen. Dat mocht dan weer wel. Maar wat doe je zolang; de Mattheüs is een behoorlijke zit. Ik reed Zeist uit en ben ergens in nergens aan een wetering gaan zitten. De zon scheen uitbundig, het was een van die in het voorjaar verdwaalde zomerdagen. Er waren al Pinksterbloemen en Hondsdraf, het Fluitekruid zat er aan te komen. Boven het land buitelden kieviten, knotwilgen pronkten met het begin van hun nieuwe kapsel, een paar koeien lagen vredig in hun bord met eten. Verder was de wereld vooral leeg.
De wetering was zo'n meter of tien breed. Loom volgde ik de V's die voorns over de waterlijn trokken en stilaan gleed ik weg naar de droomwereld tussen slapen en waken. Ik schrok op door iets aan de overkant. Wat...? Was dat?! Ja... vanaf de overkant van de wetering zwom een slang op me af. Een ringslang van een centimeter of zeventig. Schitterend! Sierlijk meanderend en haarscherp afstekend tegen het lichtbruine water, bewoog het dunne, zwarte lint recht op me af. Voorzichtig trok ik mijn mobiel en filmde. Ik weet niet hoeveel later, biepte mijn telefoon. Utrecht: de uitvoering was afgelopen. Ik stond op, strekte mijn stijve spieren en applaudisseerde in mijn eentje voor de Schepper. Het was een prachtig concert. Dank U.

Adrian Verbree

dinsdag 7 mei 2019

Moeders horen niet te sterven


“En daar liggen de adressen van diegenen die je zeker moet bellen. En in de onderste la liggen de polissen.” Ik brom in mijn kop koffie. Moet dat nu? Het moet. Ik ben op bezoek bij mijn moeder en ze wil haar begrafenis bespreken. Lang heb ik het onderwerp weten te vermijden maar ze is vastbesloten.

Moeders horen niet te sterven, zei een vriend tegen mij. Klopt, maar het gebeurt toch. Ik pak de papieren erbij en blader. Achter op een van de documenten staat een stempel van een begrafenisondernemer. Ma fronst. Ik heb haar frons, valt me wederom op. “Die niet!” Ze klinkt geërgerd.  “Te groot, te duur en veel te commercieel.” Ik maak een notitie. Het gesprek verloopt luchtig maar ik heb een gevoel van naderend onweer.

Een maand later bereiden wij de laatste vakantie met de kinderen voor. Ze worden groot en gaan steeds meer hun eigen gang. Met een camper naar Noorwegen. We halen het niet. Ma belandt in het ziekenhuis en het lijkt niet goed. We gaan wel ‘camperen’, maar niet zo ver. Stadskanaal wordt het epicentrum waar wij op een uur rijden omheen cirkelen. We beginnen en eindigen de reis in het ziekenhuis.

Moeders sterven ook. 
Vier dagen na terugkeer sluit ze haar ogen definitief. Ze heeft afscheid genomen van wie ze wilde en piept er ’s nachts tussen twee wachtrondes tussenuit. Kalm en rustig. Het is goed, zeggen we tegen elkaar. Dat is het verstand. Maar mijn gevoel zegt iets heel anders.
Later die ochtend trek ik de onderste la open en ga aan de slag. Op internet zoek ik een begrafenisondernemer en bel.  Als ik de man aan de lijn krijg zeg ik: “Een rare vraag, maar bent u op enige manier verbonden aan deze begrafenisonderneming? En ik noem de naam. “Op geen enkele manier,” antwoordt de man. Ma heeft haar zin.

woensdag 1 mei 2019

Aan


Het was echt hard nodig: een keer een weekendje met z’n tweeën weg. Dat schiet er bij ons namelijk bij in. Drukke weekenden met de sporten van de kinderen en werken in de tuin en feestjes gaan altijd voor. Maar het is ook heel goed om samen te ontspannen. Dus dat deden we. In een wellnesshotel.

De sauna was voor mij vroeger echt wel een Ding. Met mijn vriendinnen gingen we destijds naar de Bonte Wever. Waar je een ‘geklede’ sauna had: lekker veilig. Met mijn man (toen vriend) werd het menens. Een echte naaktsauna. Doodeng vond ik het. Ondertussen zijn we al in heel wat sauna’s geweest en voelt het prima. Met mijn overhangend buikvel en striae hoef ik me niet meer druk te maken om starende mannen. Eigenlijk is het de bedoeling dat je helemaal tot rust komt. Voor mij toch wel lastig: ik krijg mijn gedachten nooit uitgezet. Bij alle saunagangers heb ik gelijk een verhaal in mijn hoofd. Dat het vast een moeder en dochter zijn, die na een moeilijke tijd samen een weekend weg zijn. Of bij een oudere man met een jongere vrouw: dat kan niet anders dan een man in z’n midlife crisis met zijn minnares. Tijdens een massage denk ik dingen als: zouden de masseuses niet gek worden van de panfluiten en Conimex muziekjes de hele dag? En: als ze nu iemand masseren en die zit onder de blauwe plekken, hebben zij dan ook een soort van meldplicht? Dat soort gedachten.
Toch waren we echt wel relaxed aan het eind van de dag. We genoten van het heerlijke eten en liepen zo onze kamer weer in. Maar het bleef toch zaterdagavond hé... De avond waarop de oudsten gaan stappen en heel laat thuiskomen en daar gingen mijn gedachten alweer… Als ze maar niet gingen frituren en de stekker erin lieten zitten. Of dat ze hun sleutel zouden vergeten, of ID kaart of portemonnee. Allemaal al een keer gebeurd. Ik kwam de nacht door zonder verontrustende appjes van de jongens, dus kon ik genieten van het heerlijke ontbijt. Bíjna was het gelukt om mijn gedachten uit te zetten. Ik denk dat ik maar moet accepteren dat ik nu eenmaal altijd ‘aan’ sta... denk ik.

Karin van Dijk