vrijdag 27 december 2019

Ok Boomer!


Boomer: dat is het woord van het jaar 2019 geworden. Ik had het kunnen weten. De laatste tijd hoorde ik het namelijk al voorbij komen thuis. Het werd tegen mij gezegd. En dat is dan eigenlijk niet best. Want dat betekent dat ik een ouwe zeur geworden ben die alles vroeger beter vond.

Mijn zoon van 18 probeerde me uit te leggen wat die uitdrukking dan betekent. Je zegt Ok Boomer (spreek uit als oké boemer) De boomer stamt af van de babyboomers. Waar ik ook bij hoor volgens hem. Nou echt niet: dat was namelijk de generatie van mijn ouders. Die net na de oorlog geboren zijn. Daar hoef ik niet mee over één kam geschoren worden hoor. Ik ben veel jonger en ga meer met mijn tijd mee. Vind ik dan hé. Mijn kinderen niet. Ik heb even gegoogeld en las dat het ook gebruikt wordt om ouderwetse en conservatieve denkbeelden af te serveren. Dat hoeft dus niet per sé door oudere mensen gedaan te worden. Als je klimaatverandering ontkent of tegen duurzaam leven bent of verandering van tradities kan iemand het ook tegen je zeggen. Kijk en daar zie ik dan een opening. Ik zal ze, mijn kinderen met hun Ok Boomer… Want ik heb bijvoorbeeld kinderen die Zwarte Piet zo willen houden als hij altijd al was. Daar kan ik dan zeker een Ok Boomer tegenaan gooien. Eerlijk gezegd denk ik dat deze uitdrukking waarschijnlijk tot maart of zo gebruikt wordt en het dan weer in de vergetelheid raakt. Ik heb hier thuis al zoveel woorden voorbij horen komen die even hip en trendy zijn en daarna niet of nauwelijks meer gebruikt worden. Door social media wordt dit natuurlijk extra groot gemaakt. Memes (Google maar even...) worden naar elkaar geappt en iedereen heeft er even over. Heel kort. Dus dit zal ook overwaaien. Let op mijn woorden... Bijna had ik erbij gezet dat het eerder heel anders ging als wij ergens nieuwe woorden opvingen of lazen, maar dat kan natuurlijk niet. Dan denkt u na het lezen ook: Ok Boomer. Ik wens jullie een mooi 2020 toe, met veel nieuwe woorden en uitdrukkingen!

Karin van Dijk

dinsdag 24 december 2019

Goede doelen


Het is wel heel erg in de mode om als je iets organiseert er een goed doel aan te verbinden. Zo heb ik in het verleden deelgenomen aan een aantal acties die voor prachtige goede doelen geld hebben opgeleverd. Ik ben ook erg dankbaar dat ik in de omstandigheid verkeer dat ik gezond ben en een beroep heb waar ik ervaar dat dit niet vanzelfsprekend is.

En toch knaagt er iets. Het is 14 jaar geleden dat een aantal mannen een megafietstocht, die we 10 landen in 10 dagen noemden, organiseerden om voor de Zwieseborg geld bijeen te fietsen. Ik mocht dit als fysiotherapeut begeleiden. Na een voorbereiding van bijna een jaar hebben 10 mannen deze monstertocht volbracht. Trots was ik op ze dat ze een prachtige cheque konden aanbieden en de dieren van de kinderboerderij kregen namen van deze helden. Wat is er van die bouwvallige boerderij indertijd een schitterend monument gemaakt. En nu gaat dit prachtige monument sluiten. Was het toch te mooi, te hoog gegrepen of kunnen zorgbestuurders beter zorg besturen dan een activiteit waar commercie een rol speelt. Het is vast en zeker een zware beslissing geweest maar jammer blijft het. Soms gaat het toch mis met goede doelen, jammer.
Maar het meewerken aan goede doelen blijft knagen. Kerst vorig jaar hoorde ik de wens om met een aantal mensen uit Hardenberg naar de Alp ‘d Huez te fietsen en daar de top bereiken en een cheque aan te bieden aan de stichting Alp ‘d Huzes. Ik wil ook een van die mensen zijn die daar zijn steentje aan bijdraagt. Het samen met een groep mensen iets voor goede doelen doen verbindt, zowel in de voorbereiding als tijdens en na zo’n prachtig evenement. Met die mensen gaan we het gewoon doen zoals we in Hardenberg zeggen. Een goed voornemen voor 2020 en met een flinke portie positieve gezondheid gaan we Hardenberg weer op de kaart te zetten en daarbij het prachtige doel te steunen om kanker de wereld uit te helpen. Dan zal dat knagen wel weer verdwijnen.

Henk Leemhuis

woensdag 18 december 2019

Kerst in China


Op eerste kerstdag komt het zootje ongeregeld dat zich familie Bults noemt altijd bij elkaar, meestal bij ons thuis. Behalve mijn broertje uit China, die redt het simpelweg niet om het land waar ze geen kerst kennen, te verlaten. Daar gaan de kinderen namelijk gewoon naar school. Daardoor zien we zijn kinderen maar weinig. Wel kunnen we ze meestal volgen via whatsapp. En daar zien we dat zijn dochtertje van negen, van voor naar achter American Pie uit haar hoofd kan zingen, en inmiddels al vier talen vloeiend spreekt. En dat zijn zoontje van zes, die we nog maar een paar keer gezien hebben, zich ontpopt zich als een ware striptekenkunstenaar.

Kerst met de familie betekent bij ons, Iedereen neemt iets lekkers mee, en ik zorg dat er een paar extra gitaren en dergelijke in huis staan. Want de hele familie, inclusief de kinderen, zijn besmet met het muziekmaakvirus. Heeft dat virus je een keer te pakken – het is trouwens een hartstikke gezond chronisch virus –  dan ben je levenslang besmet. Er wordt driftig muziek gemaakt, en natuurlijk veel gezongen. Nee hoor, het komt die kinderen van ons echt niet aanwaaien, wel helpt het dat het er jongs af aan met de paplepel ingegoten wordt. En natuurlijk dat ze meemaken dat dit soort dagen eindigen in een onvergelijkbare chaotische gezelligheid. Met lekker eten, je goed voelen, en even weer weten dat we allemaal van dezelfde genen afstammen. Ik zou het voor geen goud meer willen missen.
Mijn jongste broertje - muzikant in hart en nieren - is vaak de gangmaker. Mijn zoon, dochters, neefjes en nichtjes, hebben deels zelf al weer bandjes waar ze in spelen. Mijn ‘Chinese’ broertje is er dus bijna nooit bij. Hoewel, lekker ongeregeld als hij is, staat hij toch soms ineens, volledig onverwacht en onaangekondigd op de stoep. Heeft hij toch een reden gevonden om erbij te zijn. Want Kerst is toch iets speciaals bij ons, en tja, dat kennen ze in China niet.

Rudi Bults

woensdag 11 december 2019

De bijboom

Als jochie tuurde ik graag in sloten. Ik kende toen nog niet die regel van Martinus Nijhof: ‘ik zag een tuin onbetreden’. Maar toen ik die later als lyceumpuber tegenkwam, was het met een besef van herkenning: een sloot dat is een tuin onbetreden. In die tuin zag ik de drietand stekelbaars zijn nest bouwen en die mooiste van alle slootbewoners naar het oppervlak klimmen: de kleine watersalamander. Maar ook de bloedzuiger. Zwart, traag golvend net boven de bodem, mysterieus, bij aanraking schijnbaar in zichzelf verdwijnend. Griezelig vond ik ze. Antipathiek ook, door die (onterechte) naam, bloedzuiger.


Ik moest aan de bloedzuiger denken toen afgelopen zaterdag het NOS journaal verslag deed van de losgebarsten kerstboomrace. Ik ben niet tegen kerstbomen. Maar wat ik zaterdag hoorde vervulde me met het gevoel van weerzin dat me vaker bekruipt als de commercie spreekt. Een kerstboomverkoper vertelde over een trent: de bijboom. Ik dacht: wat zegt-ie nou, een bijboom? Ja, een bijboom. Eén boom, zo legde hij uit, is vaak niet meer genoeg. Je koopt een grote boom, voor in de kamer en een tweede, kleinere, voor bijvoorbeeld op het balkon: de bijboom.
Het is nooit genoeg. Je ziet het overal. Heeft men ons het huis tot op het toilet laten inrichten en decoreren, wordt ons aangepraat dat we nu toch echt een loungeset nodig hebben, na het huis moet nu de tuin worden gemeubileerd. Voor wie het goed wil aanpakken is er tegenwoordig ook de douche voor in de tuin. Een bijdouche. Alleen een douche in huis? Zó 1900! Ik zag een leuk modelletje voor 999 euro.
In de Bijbel staat de volgende spreuk: ‘De bloedzuiger heeft twee dochters: geef, geef!’ Een lekker stel, de dames ‘nooit genoeg’. Soms word ik zo moe van ons.

Adrian Verbree

woensdag 4 december 2019

Boer

Snuiven. Dat is het eerste wat ik doe als ik op een boerderij kom. Ik hou van die geur. Stro, mest, voer, diesel. Er zijn er die het vinden stinken, I love it! En ik kom nogal eens op een boerderij want twee zwagers en schoonpa zijn boer. Toen ik klein was, wilde ik ook boer worden. Had mijn eigen overall en klompen en durfde in een koeienvlaai te stappen. Nou, dan was je al bijna een boer. Maar boer word je niet, boer bén je.


Jarenlang vierde ik vakantie met mijn ouders op de Beerze Bulten. Het terrein schuurde tegen het land aan van mijn toekomstige schoonvader. Hoezo, toevallig? Ik was twaalf en het zou nog negen jaar duren voor ik mijn vrouw te zien kreeg. Op de PABO kregen we verkering en onvermijdelijk komt dan het moment van kennismaking met de potentiele schoonouders. De keuring. En natuurlijk waren alle zussen en zwagers er ‘toevallig’ ook. ‘Hij is wel lang en hij praat wel onduidelijk (Gronings)’.
Na het eerste ongemakkelijke kopje koffie was het toch wel makkelijk dat ik er was. Er was namelijk een mankement in de gierkelder. Ik kon mooi even helpen. Zat er ergens nog een vraagteken in deze zin? Had ik überhaupt een keus? En zo stond ik, amper een half uur na de kennismaking met mijn schoonfamilie, in een stug ketelpak, letterlijk tot aan mijn nek in de stront. Dat durfde hij dan weer wel; viel ze niets tegen. Had ik om hulp geroepen, ze hadden mij wellicht niet verstaan maar ik heb het overleefd.
Niet veel later werd ik, nog steeds enigszins gedesoriënteerd, op de trein gezet. Ik voelde me Mozes. In elke coupé waar ik verscheen, deinsden mijn medepassagiers achteruit. “Boer!” mompelde een nette dame. Yesss!

Bert Nonkes