woensdag 29 november 2017

Ik wil een broertje!

Of een zusje, maar het liefst een broertje. Ik was een jaar of negen toen ik dit op mijn verlanglijstje aan Sinterklaas schreef. Het was een hint voor mijn vader en moeder. Want hoewel ik negen was en in het zwijgzame, preutse Groningen woonde; ik wist heus wel dat baby's niet uit de zak van Sinterklaas kwamen.
Wij kregen namelijk voorlichting op school. Daarin was onze meester zijn tijd ver vooruit. Hij had een lespakket seksuele voorlichting bij de GGD besteld en zelf een inleiding bedacht. Wij mochten om beurten een woord noemen dat, volgens ons, bij het onderwerp 'Seks' hoorde. Hij zou dat op het bord schrijven en elk woord uitleggen. Zo zou onze voorkennis geactiveerd worden en zouden we soepel overgaan in les 1. We keken elkaar sceptisch aan en na een stroef beginnetje kwam de klas op dreef. Het resultaat was een schoolbord vol met smeerlapperij. De brave baptisten bovenmeester stond zwetend voor de klas. Van de ene helft van de woorden had hij domweg nog nooit gehoord en van de andere helft had hij de euvele moed eenvoudig niet om ze van een toelichting te voorzien. Hij hoorde bij wijze van spreken de telefoon al rinkelen. Het lespakket bleef voorlopig achter slot en grendel in zijn bureau.
Ik kreeg rolschaatsen dat jaar. Een broertje of zusje kwam er niet. Ook het jaar daarop niet. Ik wist niet van complicaties, risico's en postnatale depressie. Later wel. Broer/zusloos door het leven gaan, is als kleurenblind zijn; je weet dat je iets mist maar je weet niet precies wat. Toen mijn vader stierf, ik was 26, heb ik dat gemis het sterkst gevoeld. Ik vermoed dat dan alleen een broer of zus woordeloos je verdriet begrijpt en de leegte bevat.
Ongelukkige jeugd gehad? Zeker niet, als enigst kind was ik namelijk altijd de slimste en de knapste…
Bert Nonkes

dinsdag 21 november 2017

Later als ik groot ben

Wat is het toch heerlijk als je werk hebt waar je van kunt genieten. Natuurlijk moet er ook geld verdiend worden, maar plezier hebben in je werk staat voor mij bovenaan.
Ik heb geluk, want ik wist al vrij snel wat ik wilde. Mijn tweeling zit nu in de fase dat ze moeten weten wat ze ’later’ willen doen. En dat later dat is al snel. Wat was het lekker makkelijk toen ze nog een jaar of tien waren. Ze wilden politieagent worden, boswachter, holbewoner of spelletjesbedenker. Maar nu is het vrijblijvende eraf. Eentje koos vorig jaar. Vol enthousiasme stort hij zich nu in het schoolgebeuren. Ineens is hij op tijd uit bed, gaat hij uit zichzelf iets leren en komt met hele verhalen thuis. Dat had ik nog niet meegemaakt. Het is nog maar november, dus dat kan tijdelijk zijn natuurlijk. Hij zoekt avontuur, actie en wil graag dat elke dag anders is en deze opleiding past bij hem, al vind ik het als moeder best lastig want het is iets met defensie en daar kunnen in de toekomst spannende tijden bij horen. Maar de ander weet het echt niet. Hij wil later gewoon een baan waarbij je van acht tot vijf werkt en niet waar je zoals wij ’s avonds nog bezig bent. Mijn man heeft een eigen zaak en ziet dat er veel te weinig echte vakmensen zijn. Die zijn dus ook hard nodig. Moet je echt alles uit jezelf halen, en een baan waar je eigenlijk geen energie uit haalt? Van mij niet. Ik zou dat afschuwelijk vinden. Ik heb het geluk dat ik een baan heb waarin ik een stukje mee mag lopen in het leven van kinderen op school. Dat ik ze begeleid en laat zien wat ze al kunnen en ze nieuwe dingen leer. Al die spontaniteit van de kinderen vind ik prachtig. Bijna elke dag (ik heb heus ook weleens een offday) ga ik met plezier naar mijn werk. Geld of het hoogst haalbare hoeft van mij geen doel te zijn. Plezier hebben staat voorop. En is de keuze voor een opleiding toch niet de juiste, dan zijn er weer nieuwe rondes met nieuwe kansen. Voor nu wordt het voor hem waarschijnlijk iets met dieren: helemaal goed. Alles staat nog open: voor later, als hij groter is.

Karin van Dijk

woensdag 15 november 2017

Mannen en vrouwen

Het was lange tijd gewoon overzichtelijk. Je had mannen en je had vrouwen. Zo was het ingedeeld in de mensen- en in de planten- en dierenwereld, twee soorten. Zoals ik bij biologie leerde op de middelbare school was die indeling mannelijk en vrouwelijk zo, omdat bij voortplanting mannelijk vrouwelijk kan bevruchten en vrouwelijk nakomelingen voortbrengt. Wat een prachtige onderverdeling.
En nu staat deze onderverdeling onder druk door de emancipatie en feminisatie. Tenminste bij de mens. We moeten genderneutraal zijn want anders zou de ene soort wel eens over- dan wel ondergewaardeerd kunnen worden. Ik ben het overzicht helemaal kwijt.
Ik wil dit plaatsen in het rijtje van de hoofddoeken en de zwartepietendiscussie. Al deze ophef heeft te maken met het niet respecteren van mensen zoals ze zijn. Ik zie prachtige vrouwen met of zonder hoofddoeken die de wereld kleur geven en ik hoop volgende week ook weer prachtig uitgedoste pieten te zien die kinderen blij maken met een hand vol pepernoten. Maar ook mannen die hun haren prachtig laten knippen, kleurrijke schoenen dragen en er graag aantrekkelijk uit willen zien. Gewoon omdat mensen zich daar goed bij voelen. Zolang er mensen zijn zullen we elkaar niet altijd begrijpen, maar we kunnen elkaar wel respecteren.
Wat wordt de wereld mooi als we ieder mens de kans geven om te zijn, ongeacht geslacht m/v, kleur, geloof, afkomst. Gewoon over straat kunnen als wie of wat je ook bent, gewoon de ander zien als mooi mens.

Henk Leemhuis

woensdag 8 november 2017

Zorgen

Iris, mijn bonusdochter, doet de opleiding tot verpleegkundige. Ze werkt momenteel als stagiaire in de ouderenzorg, en hoewel we allemaal eerst onze twijfels hadden over of deze doelgroep wel bij haar zou passen, blijkt het een perfecte match. De oudjes zijn gek op haar, net als andersom. En het mooie; ze zorgt niet volgens de regels, maar zoals ze zelf vindt dat het hoort. Niet alleen het rijtje afwerken met medicijnen, steunkousen en catheters, maar ook verder kijken dan dat. Wat hebben ze écht nodig? Een praatje? Meer zelfstandigheid? Een aanraking?

Het doet me denken aan longarts Sander de Hosson. Hij gaf laatst een lezing over palliatieve zorg. Hij heeft in zijn werk daar veel mee te maken, en hij noemde een bijzonder voorbeeld uit zijn carrière, om zijn punt te verduidelijken. De vriendin van een ongeneeslijk zieke jongeman vroeg aan dr. Hosson; ‘Kunnen we nog trouwen?’. Het antwoord was heftig: ‘Dan moet het vandáág nog!’ 

En zo geschiedde. Samen met een fantastisch team van mensen werd het geregeld. De keuken in het ziekenhuis maakte een taart, het gemeentehuis werkte mee, en aan het einde van de dag was het rond; ze konden trouwen. Wat volgde moet een hele bijzondere ceremonie zijn geweest. De nacht daarop werd de eerste en de laatste nacht voor het kersverse bruidspaar, want de jongeman stierf, met zijn vrouw aan zijn zij.

Prachtig verhaal, vind ik. Hoe verdrietig ook, het is mooi. Want dat is waar het om draait! Alles wat er over blijft aan het einde, is liefde, en wat is het mooi dat deze longarts verder kijkt dan zijn medische kennis. En wat goed dat Iris verder kijkt dan het afronden van haar stage bij de oudjes. 
Ze zien de mensen achter hun ziekte- of zorgbeeld en dat is zoals het, mijn inziens, altijd zou moeten zijn.

Ik ben geïnspireerd! En ik hoop dat, als ik onverhoopt ook te vroeg dood ga, of juist heel erg oud mag worden, ook zulke geweldige zorgverleners naast me heb staan. Die naar mij kijken, en niet naar de patiënt van kamer 10.B.


woensdag 1 november 2017

Bekers als manna

De verrukkelijke column van Bert vorige week - over die voetbaltrui waaraan een steekje los zat - 'triggerde' mij. Een zin bleef haken: 'En terwijl mijn kinderen in hun pupiljaren bekers bij elkaar harkten als was het manna…' Het is mooi dat Bert weet wat manna is, maar het gaat me nu om die kinderen. Heb ik er ook vijf van. Allemaal jongens, vier ervan hebben gevoetbald. Maar dat je bij ons nu struikelde over de bekers…
Het meest fanatiek was Arjen. Hij heeft het uiteindelijk tot een blauwe maandag bij het eerste hier in Gramsbergen geschopt. Zijn eerste wedstrijd, als F-je of zo, zal ik nooit vergeten. Uit tegen Dedemsvaart. Ik kon er niet bij zijn, kon hem wel ophalen. Ik zag het al vóór hij uit de auto stapte: misse boel. Verloren met 15-0! Van Dedemsvaart!! Zijn wereld stortte in. Bijzonder was Tiemens carrière: kort en gedenkwaardig afgesloten. Inmiddels heeft hij alles gedaan wat ik u kan afraden: bungeejumpen, skaten, skydiven, offpiste snowboarden, met haaien zwemmen en meer onverstandigs. Maar voetballen... Dankbaar dat ik weer een zoon voor een paar uur in de week ergens kon dumpen, verblijde ik me over zijn entree in de voetballerij. Een week of drie, vier later reed ik op een druilerige middag door het dorp (stad), toen een rennende, groenwitte flits passeerde. Groen-wit, blond, brede schoudertjes? Was dat niet…? Op de rem, achteruit. Het was hem!
Tiemen! Waar kom jij vandaan?! Van het voetbalveld, trainen. Maar wat doe je hier dan? We moesten alweer van die stomme rondjes rennen. En toen? Toen ben ik bij de hoek gewoon rechtdoor gerend… En waar zijn je kleren en je schoenen? In de kleedkamer, denk ik, sprak de turf en hij zette de sokken er weer in. Ach, we zijn niet allemaal bekerharkers. Ga toch lekker bungeejumpen.
Adrian Verbree