woensdag 26 februari 2020

De kracht van positief denken..



Zondag las ik het verhaal over twee familiebedrijven die noodgedwongen moeten stoppen. De firma Engelen Schoenmode uit Zwolle stopt na 116 jaar en de firma Harbach sport uit Zutphen zelfs na 180 jaar. Stel je eens voor, je bent de negende generatie en onder jouw hoede moet je het faillissement aanvragen van het bedrijf dat opgericht is door je betovergrootvader. Dat doet zeer. Het doet mij zelfs een beetje zeer. Ik heb hun websites bekeken en die waren keurig op orde, prachtige webshops, goede beoordelingen. Ze delfden het onderspit tegen prijsvechters op het internet, las ik. 

Ja, ingehaald door de vooruitgang. Vroeger bestelde je af en toe een opruimingsposter, verspreidde je wat advertenties en folders en dat was het. Je concurreerde alleen met je collega-winkeliers in de buurt. Tegenwoordig concurreer je met de hele wereld. Heb je naast de gewone winkel ook een webshop en extra personeel nodig om die te bemannen. En om een beetje zichtbaar te zijn, koop je dure Google-advertenties. Dat zie je zo aan de buitenkant niet. Grote bedrijven zoals Amazon en Zalando worden gesteund door investeerders. Ze kopen goedkoop in, houden de prijs laag en betalen ook nog eens een klap minder belasting. Supermooi voor de consument, natuurlijk, maar wel slecht voor winkelstraten, die worden almaar kaler En omdat er dus nog minder bezoekers komen, je niet hoger kunt prijzen dan je virtuele internetbuurman, krijgt de winkelier het steeds moeilijker. En ja, ga er dan maar eens aanstaan met je schoenenzaak uit de Dorpsstraat. 

Toch zit aan elk nadeel ook een voordeel. Ik word in ieder geval altijd weer blij als ik lees over jonge ondernemers die het toch weer geflikt hebben, toch weer een creatief gaatje in de markt gevonden hebben, iets waarvan je denkt: ‘dat daar nog niemand eerder aan gedacht heeft?’ En precies dat is nu zo interessant aan vooruitgang. De wereld verandert snel, maar voor die creatieve en positief ingestelde ondernemersgeesten is er altijd een plekje.

Rudi Bults

woensdag 19 februari 2020

Stormgeraas


Na het drama met Ciara en de stennis rond Dennis moeten we het er maar eens over hebben. Is het wel zo'n goed idee stormen willekeurige, van te voren vastgestelde namen te geven? De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het een columnist uit een andere krant was die mij bij de stormnamen bepaalde. Dank daarvoor. Ik heb er wel zo m'n eigen gedachten bij.

Stel je heet Ciara, je bent een engel met ´goudblonde lokken en ogen als meren die niet kunnen jokken´, iedereen houdt van je. Tot afgelopen week, want ineens ben je ´dat meisje van honderdvijftig miljoen´, of ´die omgewaaide boom, dat takkewijf´. Wat kan Ciara daar aan doen, het arme kind. Het kan zich nergens meer vertonen. En Dennis? Dennis ken ik alleen uit een song van Chris de Burgh: ´Dennis is a menace with his: anyone for tennis?´ Wat heeft dat met storm te maken?
Het lijkt me beter aangekondigde stormen achteraf een naam te geven, als zaken duidelijk zijn geworden. Bijvoorbeeld de namen van politici. Die kent iedereen. En ze hebben nergens last van: ook al kunnen ze zich nergens meer vertonen, ze blijven toch gewoon opduiken.
Een paar - de mogelijkheden zijn eindeloos - voorbeelden. Als een storm meevalt, vrolijk door de duinen bolderde, de Veluwe kietelde en schaterlachend de randmeren kuste, dan zeggen we achteraf: ´Ach, het was een echte Rutte´. Blijkt een storm er één in een glas water, dan zeggen we: ´Wat een Baudetje hè, dit weekend!´ Is er echt schade aangericht, dan hebben we het over ´die gure Geert Winders van gister. En scheurt een exemplaar uit de buitencategorie de daken van de huizen, dan kijken we zelf ook even naar buiten, over de grens, en klagen: ´wat een Pelosi!´. De politieke arena is vol windeieren, windekinderen en windbuilen.

Adrian Verbree

woensdag 12 februari 2020

De camera

De Toyota Starlet is een zuinige wagen, zuinig in gebruik en zuinig qua rijcomfort: bij Berlijn heb ik geen gevoel meer in beide benen. Het is 1996 en we zijn op weg naar een Poolse bruiloft van vrienden nabij Poznan. De vader van de bruidegom heeft voor de gelegenheid een nieuwe videocamera gekocht die gedurende het tweedaagse feest aan zijn rechteroog zit vastgeplakt. Zelfs het feliciteren van zijn zoon en diens kersverse Poolse bruid gaat via de lens.

Na het feest knopen wij er een vakantie in Polen aan vast. We zijn er nu toch. En, geïnteresseerd als ik ben in de oorlog: ik wil Auschwitz bezoeken. Dat is nog een flinke reis. Het aantal kilometers valt mee maar het wegennet is niet best. We zetten ons koepeltentje neer op een grasveldje naast het plaatselijke hotel en staan de volgende dag wat nerveus bij de ingang van het beruchte kamp. De zon schijnt en daar zijn we blij mee; een donkere, trieste dag zou zoveel meer impact hebben op deze verschrikkelijke plek. 

Dan dient zich het dilemma van de camera zich ook bij ons aan. Wij hebben er ook één bij ons. Ook een nieuwe. Maar om open en bloot te gaan filmen op een locatie waar de vibraties van de ellende van 50 jaar terug nog te voelen zijn, voelt absoluut niet goed. Daar komt bij, filmen mag wel, als je het maar ruim van te voren aanvraagt. En dat hebben we niet gedaan.
Toch is er de behoefte om datgene wat wij persoonlijk ervaren, vast te leggen. Kansloze onderneming, want een film is slechts een tweedimensionale weergave van iets dat ter plaatse zoveel meer dimensies kent. Ondanks alles film ik, stiekem. Met de camera verborgen onder mijn oksel.

’s Nacht dokkert een eindeloze goederentrein langs de camping en doen wij geen oog dicht.
God straft meteen.

Bert Nonkes

woensdag 5 februari 2020

Pauze perikelen

De ochtenden verliepen meestal hetzelfde. Met een groep vriendinnen fietsten we, nadat we altijd op dezelfde gewacht hadden, naar de Jan van Arkel in Hardenberg. Met in mijn leren schooltas de volgeschreven en beplakte agenda, de boeken en de zorgvuldig door mijn vader gesmeerde boterhammen.

We konden niet wachten tot het eindelijk pauze was. In lange rijen liepen we dan naar ‘Het Bakkertje’. Daar kocht ik dan een half wit ongesneden tijgerbrood. Het nog warme deel in het midden plukte ik eruit en at dan de knapperige korst op. Dat kon net voordat de lessen weer begonnen. Aan het eind van de dag pakte ik nog snel mijn broodtrommel en gooide die zorgvuldig gesmeerde boterhammen in de prullenbak op school: zo hadden mijn ouders het niet door. Zelf hoef ik als ouder het geurspoor maar te volgen en kom ik de groen uitgeslagen ondefinieerbare dingen tegen achter in kastjes, onder in laatjes of in de gymtas.
Pubers en gezond eten: het is volgens mij een onmogelijke combinatie. Ze snakken juist naar snacks en chocolade en vette dingen. In de Gezonde Kantines doen ze hun best met smoothies en goedkoop fruit, maar ik denk dat het niet werkt. Pubers slaan puist-waarschuwingen in de wind: boeien! Is het luiheid of creativiteit dat ze massaal tussen de middag pizza’s en andere snacks laten bezorgen op hun school? Ik vind dat stiekem heel grappig en slim bedacht. Helaas is dat nu op de meeste scholen verboden. Dus moeten ze in het vervolg óf de meegenomen boterhammen opeten, óf  zelf weer lopen om aan iets ongezonds te komen. En ze hebben het al zo zwaar tegenwoordig doordat hun ouders alles wat ze doen en laten kunnen volgen in het digitale volgsysteem. Via de bankieren-app worden hun inkomsten en vooral hun uitgaven gecheckt. Het vergt dus creatief denken voor de pubers om iets lekkers te bemachtigen tussen de middag. Dat brengt mij ook op ideeën trouwens: eens kijken of ik ook pizza kan laten bezorgen op mijn werk op school. Scheelt mij weer brood smeren!

Karin van Dijk