woensdag 25 november 2020

Geen vuurwerk straks


Honden, katten, flappies, alles blij, behalve wij. Dat is te zeggen, ik zal er niet om treuren.

Ik ben niet tegen vuurwerk en ik gun een ander z’n pleziertje. Ik wil ook niet zeuren over al dat geld. Kan ik wel heel vroom over doen, zo van: geef het toch aan het Rode Kruis. Maar hé, kom: ik vis. De één gooit het in de lucht, de ander gooit het in het water. 

Allebei knetter.

Nee, ik ben in mijn jeugd geconditioneerd tegen vuurwerk. Het is allemaal de schuld van de broer direct onder mij. Hij heeft één oog en daarom mocht ik geen vuurwerk. Als hij nu eens gewoon uit z’n doppen had gekeken, had ik lekker kunnen knallen. Het is een oneerlijke wereld. Eén oog hebben was sowieso al een extraatje. Als hij een meisje in de klas in katzwijm wilde laten vallen, tikte hij, zodra hij haar blik had gevangen, even met de punt van zijn ball
pen tegen de pupil van zijn glazen oog. Succes verzekerd. Ik dwaal af.

Vuurwerk. Wilde ik geen vuurwerk? Natuurlijk wilde ik vuurwerk: astronauten en strijkers (in die tijd gooide men nog niet met granaten). Als puber kon ik hoog springen of laag springen, ik kreeg het niet. Illegaal aanschaffen dan maar? Tut, tut, ik zou toch theologie gaan studeren… Maar al was ik voor one-armbandit gaan studeren, ik was al geconditioneerd. Op basisschoolleeftijd stamde mijn vuurwerk van de nieuwjaarsmorgens. Uit de goot geraapt, een tikje slof, lontjes met lepra, maar ach, een dag of wat op de radiator in mijn slaapkamer en dan wilde er nog wel eens iets ploffen. Op die slaapkamer bijvoorbeeld. Vond vader niet leuk. En ik zal in klas vier (groep 7?) hebben gezeten, toen op klokke twaalf (wij mochten - hoe hypocriet - wel naar andermans vuurwerk kijken) een gillende keukenmeid van een n.n. recht omhoog langs de panty van een buurvrouw verdween. Ook het bierflesje - met daarin iets indrukwekkends van de stoere buurjongen - dat zich middels een knal met tien vermenigvuldigde zal ik niet licht vergeten. Ik ben in mijn jeugd verknald. Niets aan te doen.

dinsdag 17 november 2020

Rare jongens...

 


Wat mij meteen opvalt als we naar het zwembad toe lopen, zijn de scheidsrechterstoelen – van die hoge, die ook bij de volleybal worden gebruikt – die halverwege aan de lange zijde van het bassin zijn geplaatst. Inclusief badmeesters, type Baywatch, gewapend met fluit. “I’ve got a whistle and I’m not afraid to use it!” En zo is het maar net.

Onze vakantie, ik ben samen met een vriend in Amerika, kent niet de droomstart die we hadden gepland. We hadden op dat moment in het bezit willen zijn van een eigen auto maar dat schijnt niet mogelijk te zijn voor twee negentienjarige Europeanen. Vooralsnog zijn we aangewezen op de benenwagen. Het is een tocht van anderhalf uur van Greenbelt National Park naar het zwembad. We zijn moe, stoffig en bezweet en rennen naar het verkoelende water. Pfiiiiiet, doet de fluit: niet rennen. Pfiiiiiet: elkaar er niet in duwen! Pfiiiiiet: niet duiken, springen, geen bal, geen crawl. Kortom, alleen de bewusteloze bever is toegestaan: op de rug, handen gevouwen op de borst en drijven. In het land van de onbegrensde mogelijkheden zijn er stappen te maken op het water.

Om een lang verhaal kort te maken, de auto komt er uiteindelijk wel en de beoogde rondreis ook. Van het kille, zakelijke Noorden naar het gastvrije, maar gewapende Zuiden. We worden bedreigd en bestolen maar ook met open armen ontvangen en verwend. Onze conclusie aan het eind van de trip is dat Amerika een fantastisch land is, maar dat de Amerikanen absoluut niet sporen.

Nu, ruim 30 jaar later, als ik samen met mijn zonen intensief de verkiezingen van de USA volg, kan ik niet veel anders concluderen: Rare jongens, die Amerikanen!

Zoals altijd wordt de regel bevestigd door de uitzondering...
Of niet, Adrian?


dinsdag 10 november 2020

Niemand


Het is tijd om iets op te biechten. Ik denk dat het nu ongeveer vijftien jaar al aan de gang is. Wat is het geval: er woont namelijk naast mijn vier mannen en ik nog iemand hier in huis. Het is een man, daarvan ben ik overtuigd. Hij heeft een geweldig leven hier. Zijn honger is niet te stillen: hij zou vast een goede kans maken om mee te doen aan het programma ‘Obese’. Alle soorten snoep, chips, nootjes en toastjes gaan erin. Eerlijk gezegd alles wat eet- en drinkbaar is. En vooral dat wat niet gezond is.

Heb ik net boodschappen gedaan en alles aangevuld, is veel een dag later alweer weg. Dat gegeven en mijn ongestructureerdheid samen maakt het voor mij niet overzichtelijk. Neem nu mijn vleeswarenmanagement. De jongens eten ontzettend veel brood nu ze veel werken en de vleeswaren vliegen erdoor. Altijd worden de net nieuwe pakjes weer aangepakt en daardoor gaan de andere weer over de datum. Met zo’n extra iemand die hier vrolijk aan meedoet valt het niet mee. We noemen hem Niemand. Is de zak pepernoten weg? Niemand heeft die gepakt. Waren er weer nieuwe lollies? Niemand weet er iets van. Was het maar alleen zo met voedsel, maar helaas krijgt hij hier in huis veel meer te pakken. Het sleuteltje van de brievenbus die weg is: Niemand weet het. Handdoeken die weggefrommeld worden onder de wastafel: Niemand deed dat. En Niemand zorgt er ook voor dat er allerlei eenzame sokken overblijven of helemaal uit onze kasten verdwijnen.

Over het algemeen gedoog ik Niemand, maar zo af en toe ben ik hem echt ontzettend zat. Hij laat ook nog eens een spoor van snoeppapiertjes en lege zakken achter. Dan ontplof ik en krijgt degene die het dichtste bij is de volle lading. Helaas verandert er daarna helemaal niets. Dus hierbij wil ik hem graag aanbieden aan iemand anders: ik wil van hem af. Desnoods breng ik hem zelf bij u langs. Ik doe er dan nog een doos gebak en bloemen bij! Iemand die ik daar blij mee kan maken?

Niemand zeker…


Karin van Dijk

dinsdag 3 november 2020

Rick

 

Met zijn elektrische rolstoel is Rick altijd een bijzonder verschijning. Dat geldt voor alle mensen die anders zijn dan de norm. Daar kunnen we ook niks aan doen, alles wat afwijkt van de norm valt nou eenmaal op. Of er nu een ander verkeersbord staat, iemand langs fietst met blauw haar of een getto-belaster achterop, het is anders dus het valt op.

Tijdens mijn studietijd werd er ook eens verwacht dat ik een dagdeel in een rolstoel rond gereden werd. Nooit ben ik vergeten dat mijn collega studenten me bij de bushalte neer zetten. Toen er een bus kwam stak niemand een vinger uit om me in de bus te krijgen. Gelukkig is er de afgelopen 40 jaar veel veranderd. Maar er is ook nog veel te doen. Bij die bushalte is denk ik het zaadje gepland om mensen als Rick te gaan waarderen en om uiteindelijk zelf voorzitter van het platform inclusief te worden.

Mensen zoals Rick, en zo ken ik er gelukkig nog wel een paar, laten me altijd inzien dat meedoen bijna altijd kan. Hun eigen positieve levenshouding brengt niet alleen hunzelf maar ook de omgeving veel.

Rick heeft in mijn ogen zijn beperking gezien als kans. Als bevlogen politicus zat hij al op jonge leeftijd in de gemeenteraad. Dat deed hij zo goed dat hij genomineerd werd in 2018 als beste raadslid van Nederland. Inmiddels is hij de minister van Gehandicaptenzaken. Het was een logisch vervolg op zijn politieke ambities dat hij op de lijst zou komen van het CDA voor de Tweede Kamerverkiezingen. Maar daar wachtte hem een onverwachte medestander, een televisiepersoonlijkheid die zomaar hoog op de lijst staat. Zeker wel iemand die ook voor een inclusieve samenleving gaat, maar een nieuwkomer in de politiek. Het lijkt wel of de partijen in Nederland ook meer kijken naar wie je bent zonder echt te kijken naar wat je op politiek gebied bereikt hebt. Ik had van het CDA toch een andere houding verwacht.  Jammer voor Rick, maar ongelofelijk moedig dat hij zich teruggetrokken heeft. Hij blijft gelukkig voorlopig minister van Gehandicaptenzaken en in die hoedanigheid gaan we vast nog veel van hem horen.