vrijdag 27 december 2019

Ok Boomer!


Boomer: dat is het woord van het jaar 2019 geworden. Ik had het kunnen weten. De laatste tijd hoorde ik het namelijk al voorbij komen thuis. Het werd tegen mij gezegd. En dat is dan eigenlijk niet best. Want dat betekent dat ik een ouwe zeur geworden ben die alles vroeger beter vond.

Mijn zoon van 18 probeerde me uit te leggen wat die uitdrukking dan betekent. Je zegt Ok Boomer (spreek uit als oké boemer) De boomer stamt af van de babyboomers. Waar ik ook bij hoor volgens hem. Nou echt niet: dat was namelijk de generatie van mijn ouders. Die net na de oorlog geboren zijn. Daar hoef ik niet mee over één kam geschoren worden hoor. Ik ben veel jonger en ga meer met mijn tijd mee. Vind ik dan hé. Mijn kinderen niet. Ik heb even gegoogeld en las dat het ook gebruikt wordt om ouderwetse en conservatieve denkbeelden af te serveren. Dat hoeft dus niet per sé door oudere mensen gedaan te worden. Als je klimaatverandering ontkent of tegen duurzaam leven bent of verandering van tradities kan iemand het ook tegen je zeggen. Kijk en daar zie ik dan een opening. Ik zal ze, mijn kinderen met hun Ok Boomer… Want ik heb bijvoorbeeld kinderen die Zwarte Piet zo willen houden als hij altijd al was. Daar kan ik dan zeker een Ok Boomer tegenaan gooien. Eerlijk gezegd denk ik dat deze uitdrukking waarschijnlijk tot maart of zo gebruikt wordt en het dan weer in de vergetelheid raakt. Ik heb hier thuis al zoveel woorden voorbij horen komen die even hip en trendy zijn en daarna niet of nauwelijks meer gebruikt worden. Door social media wordt dit natuurlijk extra groot gemaakt. Memes (Google maar even...) worden naar elkaar geappt en iedereen heeft er even over. Heel kort. Dus dit zal ook overwaaien. Let op mijn woorden... Bijna had ik erbij gezet dat het eerder heel anders ging als wij ergens nieuwe woorden opvingen of lazen, maar dat kan natuurlijk niet. Dan denkt u na het lezen ook: Ok Boomer. Ik wens jullie een mooi 2020 toe, met veel nieuwe woorden en uitdrukkingen!

Karin van Dijk

dinsdag 24 december 2019

Goede doelen


Het is wel heel erg in de mode om als je iets organiseert er een goed doel aan te verbinden. Zo heb ik in het verleden deelgenomen aan een aantal acties die voor prachtige goede doelen geld hebben opgeleverd. Ik ben ook erg dankbaar dat ik in de omstandigheid verkeer dat ik gezond ben en een beroep heb waar ik ervaar dat dit niet vanzelfsprekend is.

En toch knaagt er iets. Het is 14 jaar geleden dat een aantal mannen een megafietstocht, die we 10 landen in 10 dagen noemden, organiseerden om voor de Zwieseborg geld bijeen te fietsen. Ik mocht dit als fysiotherapeut begeleiden. Na een voorbereiding van bijna een jaar hebben 10 mannen deze monstertocht volbracht. Trots was ik op ze dat ze een prachtige cheque konden aanbieden en de dieren van de kinderboerderij kregen namen van deze helden. Wat is er van die bouwvallige boerderij indertijd een schitterend monument gemaakt. En nu gaat dit prachtige monument sluiten. Was het toch te mooi, te hoog gegrepen of kunnen zorgbestuurders beter zorg besturen dan een activiteit waar commercie een rol speelt. Het is vast en zeker een zware beslissing geweest maar jammer blijft het. Soms gaat het toch mis met goede doelen, jammer.
Maar het meewerken aan goede doelen blijft knagen. Kerst vorig jaar hoorde ik de wens om met een aantal mensen uit Hardenberg naar de Alp ‘d Huez te fietsen en daar de top bereiken en een cheque aan te bieden aan de stichting Alp ‘d Huzes. Ik wil ook een van die mensen zijn die daar zijn steentje aan bijdraagt. Het samen met een groep mensen iets voor goede doelen doen verbindt, zowel in de voorbereiding als tijdens en na zo’n prachtig evenement. Met die mensen gaan we het gewoon doen zoals we in Hardenberg zeggen. Een goed voornemen voor 2020 en met een flinke portie positieve gezondheid gaan we Hardenberg weer op de kaart te zetten en daarbij het prachtige doel te steunen om kanker de wereld uit te helpen. Dan zal dat knagen wel weer verdwijnen.

Henk Leemhuis

woensdag 18 december 2019

Kerst in China


Op eerste kerstdag komt het zootje ongeregeld dat zich familie Bults noemt altijd bij elkaar, meestal bij ons thuis. Behalve mijn broertje uit China, die redt het simpelweg niet om het land waar ze geen kerst kennen, te verlaten. Daar gaan de kinderen namelijk gewoon naar school. Daardoor zien we zijn kinderen maar weinig. Wel kunnen we ze meestal volgen via whatsapp. En daar zien we dat zijn dochtertje van negen, van voor naar achter American Pie uit haar hoofd kan zingen, en inmiddels al vier talen vloeiend spreekt. En dat zijn zoontje van zes, die we nog maar een paar keer gezien hebben, zich ontpopt zich als een ware striptekenkunstenaar.

Kerst met de familie betekent bij ons, Iedereen neemt iets lekkers mee, en ik zorg dat er een paar extra gitaren en dergelijke in huis staan. Want de hele familie, inclusief de kinderen, zijn besmet met het muziekmaakvirus. Heeft dat virus je een keer te pakken – het is trouwens een hartstikke gezond chronisch virus –  dan ben je levenslang besmet. Er wordt driftig muziek gemaakt, en natuurlijk veel gezongen. Nee hoor, het komt die kinderen van ons echt niet aanwaaien, wel helpt het dat het er jongs af aan met de paplepel ingegoten wordt. En natuurlijk dat ze meemaken dat dit soort dagen eindigen in een onvergelijkbare chaotische gezelligheid. Met lekker eten, je goed voelen, en even weer weten dat we allemaal van dezelfde genen afstammen. Ik zou het voor geen goud meer willen missen.
Mijn jongste broertje - muzikant in hart en nieren - is vaak de gangmaker. Mijn zoon, dochters, neefjes en nichtjes, hebben deels zelf al weer bandjes waar ze in spelen. Mijn ‘Chinese’ broertje is er dus bijna nooit bij. Hoewel, lekker ongeregeld als hij is, staat hij toch soms ineens, volledig onverwacht en onaangekondigd op de stoep. Heeft hij toch een reden gevonden om erbij te zijn. Want Kerst is toch iets speciaals bij ons, en tja, dat kennen ze in China niet.

Rudi Bults

woensdag 11 december 2019

De bijboom

Als jochie tuurde ik graag in sloten. Ik kende toen nog niet die regel van Martinus Nijhof: ‘ik zag een tuin onbetreden’. Maar toen ik die later als lyceumpuber tegenkwam, was het met een besef van herkenning: een sloot dat is een tuin onbetreden. In die tuin zag ik de drietand stekelbaars zijn nest bouwen en die mooiste van alle slootbewoners naar het oppervlak klimmen: de kleine watersalamander. Maar ook de bloedzuiger. Zwart, traag golvend net boven de bodem, mysterieus, bij aanraking schijnbaar in zichzelf verdwijnend. Griezelig vond ik ze. Antipathiek ook, door die (onterechte) naam, bloedzuiger.


Ik moest aan de bloedzuiger denken toen afgelopen zaterdag het NOS journaal verslag deed van de losgebarsten kerstboomrace. Ik ben niet tegen kerstbomen. Maar wat ik zaterdag hoorde vervulde me met het gevoel van weerzin dat me vaker bekruipt als de commercie spreekt. Een kerstboomverkoper vertelde over een trent: de bijboom. Ik dacht: wat zegt-ie nou, een bijboom? Ja, een bijboom. Eén boom, zo legde hij uit, is vaak niet meer genoeg. Je koopt een grote boom, voor in de kamer en een tweede, kleinere, voor bijvoorbeeld op het balkon: de bijboom.
Het is nooit genoeg. Je ziet het overal. Heeft men ons het huis tot op het toilet laten inrichten en decoreren, wordt ons aangepraat dat we nu toch echt een loungeset nodig hebben, na het huis moet nu de tuin worden gemeubileerd. Voor wie het goed wil aanpakken is er tegenwoordig ook de douche voor in de tuin. Een bijdouche. Alleen een douche in huis? Zó 1900! Ik zag een leuk modelletje voor 999 euro.
In de Bijbel staat de volgende spreuk: ‘De bloedzuiger heeft twee dochters: geef, geef!’ Een lekker stel, de dames ‘nooit genoeg’. Soms word ik zo moe van ons.

Adrian Verbree

woensdag 4 december 2019

Boer

Snuiven. Dat is het eerste wat ik doe als ik op een boerderij kom. Ik hou van die geur. Stro, mest, voer, diesel. Er zijn er die het vinden stinken, I love it! En ik kom nogal eens op een boerderij want twee zwagers en schoonpa zijn boer. Toen ik klein was, wilde ik ook boer worden. Had mijn eigen overall en klompen en durfde in een koeienvlaai te stappen. Nou, dan was je al bijna een boer. Maar boer word je niet, boer bén je.


Jarenlang vierde ik vakantie met mijn ouders op de Beerze Bulten. Het terrein schuurde tegen het land aan van mijn toekomstige schoonvader. Hoezo, toevallig? Ik was twaalf en het zou nog negen jaar duren voor ik mijn vrouw te zien kreeg. Op de PABO kregen we verkering en onvermijdelijk komt dan het moment van kennismaking met de potentiele schoonouders. De keuring. En natuurlijk waren alle zussen en zwagers er ‘toevallig’ ook. ‘Hij is wel lang en hij praat wel onduidelijk (Gronings)’.
Na het eerste ongemakkelijke kopje koffie was het toch wel makkelijk dat ik er was. Er was namelijk een mankement in de gierkelder. Ik kon mooi even helpen. Zat er ergens nog een vraagteken in deze zin? Had ik überhaupt een keus? En zo stond ik, amper een half uur na de kennismaking met mijn schoonfamilie, in een stug ketelpak, letterlijk tot aan mijn nek in de stront. Dat durfde hij dan weer wel; viel ze niets tegen. Had ik om hulp geroepen, ze hadden mij wellicht niet verstaan maar ik heb het overleefd.
Niet veel later werd ik, nog steeds enigszins gedesoriënteerd, op de trein gezet. Ik voelde me Mozes. In elke coupé waar ik verscheen, deinsden mijn medepassagiers achteruit. “Boer!” mompelde een nette dame. Yesss!

Bert Nonkes

woensdag 27 november 2019

In de wolken

Hij heeft er ervaring mee. Zijn presentatie is gericht op het voorkomen van de verwachte paniek en vragen. Hij blijft kalm, stelt gerust en vertelt dat je niet meer dan tien minuten zelf aan moet rommelen: dan moet je om hulp vragen. Ik voel de koudwatervrees opkomen…

We gaan als eerste Chronoschool over tot het werken in de ‘cloud’. Voor mij is die cloud donkergrijs. Waarom ze überhaupt weer voor een Engels woord kiezen is mij ook onduidelijk. Mijn talent ligt niet op het gebied van digitalisering. Ik was die leerkracht die tot het laatste wachtte met een cursus Word en die heel lang moest wennen aan een digibord. Ergens ben ik altijd bang dat door mij informatie verloren gaat en instellingen veranderen. En dat snap ik niet van mezelf. Want ik word juist enthousiast van nieuwe werkvormen en materialen en houd van impulsief dingen uitproberen met de kinderen. Of iets werkt of niet zie ik als leerpuntjes voor mij. Kinderen ervaren dan dat ik ook niet alles weet en fouten maak. De kinderen die digitaal heel vaardig zijn hebben geluk met mij als juf. Want er gaan dan werelden voor mij open. Die zij mij laten zien. Digibord werd Smartbord en zoals het (weer Engels!) woord al zegt is het een heel slim bord. Met ongekende mogelijkheden en afstandsbedieningen. Er zijn altijd kinderen die me feilloos kunnen laten zien op welke knoppen ik moet drukken of wat ik met het touchscreen kan doen. Maar het werken in de cloud moet ik zelf leren en uitproberen. Ik krijg een ander mailadres, moet talloze wachtwoorden opnieuw invoeren voor programma’s die ik nu zonder nadenken gebruik. Dat schiet allemaal door mijn hoofd als ik de presentatie volg. Hulp vragen dus. En die is er: van de bovenschoolse ICT-er die geduldig voor schooltijd de stressende juffen door de vernieuwingen loodst. En van lieve collega’s. En zo loop ik toch met mijn hoofd in de clouds na de eerste ochtend na De Overgang.

Karin van Dijk

woensdag 20 november 2019

Traditie


Afgelopen zaterdag was ik getuige van een schitterende Sinterklaasintocht in Hardenberg. Jarenlang was ik daar niet meer naartoe geweest want onze kinderen hebben het geloof in de goedheiligman al een poosje geleden verloren.

Maar zaterdag was speciaal. We hebben deze maand een Japanse student geneeskunde in de praktijk die ons gezondheidszorgsysteem wil leren begrijpen. Maar ook de Nederlandse cultuur hoort hierbij en ik heb bedacht dat ik hem Sinterklaas wilde laten ervaren. Ook hij was erg onder de indruk en er was geen zweem van onbegrip over die zwart geschminkte mannen en vrouwen. Hij genoot volop van de vele kinderen die aanwezig waren want die zijn er in Japan steeds minder. Hij was net zo druk met foto’s maken van alle kinderen, wel of niet geschminkt, die in spanning stonden te wachten als van de afwachting op de goedheiligman. Net als de kinderen was hij ook blij met de pepernoten die hij kreeg.
In Japan is de vergrijzing nog iets verder dan hier waardoor er minder kinderfeesten komen. Nu bedacht ik dat als hier die vergrijzing ook doorzet en er minder kinderen komen er ook minder feesten voor hun hoeven te komen. Dan is er zonder dat we daar iets voor hoeven doen een prachtige traditie verdwenen. Dan hoeven de voor- en tegenstanders niet meer met elkaar op de vuist.
O ja, nog even terug naar onze Japanner. We brachten ook een bezoekje aan onze nationale eenheidsprijzenwinkel Hema, waar ik hem wees op de rookworst, marsepein en chocolade. Vol trots verliet hij de winkel met een Sint en Piet van chocolade. Ook een volwassen hand is soms snel gevuld.

Henk Leemhuis

woensdag 13 november 2019

Zondagmiddag column


Eigenlijk was ik al begonnen aan een column over die doorzeurende non-discussies over de kleur van Piet. Maar al schrijvende merkte ik dat dit ‘kinderfeestje’ hypergevoelig ligt, en ook allang niet meer over de kleur van Piet gaat. Daar is de zwijgende meerderheid, wij dus, namelijk allang klaar mee. Dus de Column krijgt een ‘ander kleurtje’, minder gevoelig, dichter bij huis. We zijn afgelopen week, na ruim dertig jaar, namelijk verhuisd, na een intense zoektocht, hebben we in Dedemsvaart het ideale huis gevonden. Sfeervol, uit 1880, dicht bij de zaak, centraal gelegen, en dicht bij de kinderen.

Verhuizen na zo een lange tijd is een heftige onderneming. Wat bewaart een mens veel. Je vindt dingen terug die je helemaal vergeten was. En je moet in zo’n week veel beslissingen nemen, meenemen of toch maar weggooien? Dat we veel weggegooid hebben, zegt veel over ons karakter en opvoeding. ‘Wie wat bewaart heeft wat’ en ‘zuinigheid en vlijt, bouwt huizen als kastelen’. Ja, het zegt ook veel over de welvaart. Ik moest nog even terugdenken aan begin september, toen ik met mijn dochters in Brussel was. Daar ging dat wel anders. Mensen die van hun spul af wilden, zetten het gewoon op straat. Keek je ‘s morgens, was het allemaal weg. Simpel, gerecycled zoals het hoort. Een tweede leven tegemoet. Toen ik op een avond voor onze Air BNB op het stoepje zat met een glas wijn zag ik hoe dit ging. De buurman had een halve inboedel op straat gezet. Binnen twintig minuten, kwamen respectievelijk een meisje, een Oost-Europees uitziende man, en een Afrikaans uitziende man langs, die alles meesleepten. Met het meisje raakte ik nog kort in gesprek toen ze mij om toestemming vroeg. Ze kwam uit Gambia, en ging het verder verkopen. Daar leefde ze van. Ja dat zet je wel aan het denken. Welvaartsland Nederland met zijn non-discussies over zwarte piet, en de echte armoe in de wereld, zo dichtbij, en zo onzichtbaar.

Groeten uit Dedemsvaart,

Rudi Bults

woensdag 6 november 2019

E-bike

De moderne fiets. Trap je, voorovergebogen op je stuur liggend, met een acceptabele snelheid over het fietspad, word je – zoefff – ingehaald door een kaarsrechte bejaarde. Nog niet helemaal bijgekomen van de verbazing, duik je de berm in: agressief geklingel achter je. Een tros pubers op weg naar school en dat met een snelheid als wacht hun daar de jackpot (is ook zo, maar welke puber beseft dat?). Mijn vrouw heeft er ook eentje. Overgehouden aan een ernstig auto-ongeluk. Ze vocht zich, letterlijk met vallen en opstaan, terug van een driewieler naar een tweewieler. Hulde! Maar nu heb ik er werk aan haar bij te houden. De E-bike. Met blijdschap zie ik de dag tegemoet waarop ik er ook een krijg.

Wil ik ook zo snel kunnen fietsen? Helemaal niet. Ben ik lui? Zeker, maar dat speelt hier ook niet. Ik heb een jeugdtrauma te verwerken. Ik heb nog een ouderwetse fiets. Zo’n ding dat je geacht wordt deels zelf te kunnen repareren, wanneer iets er de brui aan geeft. Een moderne fiets is zo’n ingewikkeld stukje techniek dat je het ding met een schoon geweten naar de fietsenmaker kunt brengen: je kunt de dynamo nog niet eens vinden! Mijn vader hanteerde de regel: eerst zelf repareren. Werkte dat niet, dan keek hij er naar, oordeelde hij: ernstig, dan pas mocht je naar de  fietsenmaker.
Mijn licht deed het niet. Ik worstelde met koper en met draadjes en zo, en tot mijn stomme verbazing verspreidde daarna de koplamp een rijke glans. Toen het achterlicht. Egyptische duisternis. Wat ik ook deed: dead, gone, niks, noppes, nada. Ten einde raad pa er bij gehaald. ‘Nou, laat eens zien.’ Ik til het voorwiel op, geef een slinger: licht. Ik til het achterwiel op. Zwiep: niets. ‘Ziet u wel!’ Mijn vader kwam niet weer bij. Ik wil een E-bike.

Adrian Verbree

woensdag 30 oktober 2019

Zenuwachtig


Geraspte appel met kaneel en slappe thee, wat had ik er de schurft aan. Mijn moeder kwam er altijd mee aanzetten als ik ziek, zwak of misselijk was. Als versterking. Zo’n schaaltje met appelraspsel ziet er in het begin nog wel appetijtelijk uit, maar binnen de kortste keren oxideert de prut en lijkt het op zaagsel overgoten met menie.

De laatste keer dat hierop getrakteerd werd, was zo’n dertig jaar geleden toen ik met mijn bandje in het voorprogramma mocht spelen van Herman Brood. Een week van tevoren ging het helemaal mis. Ik zat te ronken op de wc als een stel trekkers op weg naar Den Haag en ik kon me niet voorstellen ooit nog vast voedsel tot me te nemen. Zenuwen, natuurlijk, maar ook het gezond verstand was weggevloeid. Ik moest de rit uitzitten, afzeggen was geen optie. En natuurlijk, toen alles achter de rug was: geen centje pijn meer. Bier en hamburgers gingen erin als Gods woord in een ouderling.
Ik moest er deze week aan denken op weg naar mijn boekpresentatie. Ik heb een aantal van mijn columns gebundeld en er een boekje van gemaakt en dat moest natuurlijk fatsoenlijk gepresenteerd worden. En daar was ik zenuwachtig voor. Potdulle, zenuwachtig! Ik had toch voor heel wat hetere vuren gestaan in mijn leven, riep ik mijzelf tot de orde. Laatst nog, een presentatie voor de Rotary, niet het makkelijkste publiek, ik draaide mijn hand er niet voor om. Maar nee hoor, ik drentelde als een kip die zijn ei niet kwijt kon door het huis. ‘Naar boven naar de wc! Papa zit beneden’, schalde het regelmatig door het huis.
Was mijn moeder nu langsgekomen met een schaaltje geraspte appel met kaneel, ik had het opgegeten. Voor haar. En baat het niet…

Bert Nonkes

maandag 21 oktober 2019

Alaki

Spruitjes met spekkies, jus, een slavink en gekookte aardappelen. Op een beige dienblad met warmhoudplaatje. Na één stap binnen waan ik me in het verzorgingstehuis van Hendrik Groen. Maar dan echt. 

Met een bloemetje uit de kerk verras ik de inwoner. Ik vraag hem of ik het even op een vaas zal zetten en hij wijst mij het schilmesje en een half zakje bloemenvoeding. We houden even een praatje en dan vertrek ik weer zodat hij kan eten. Het deed me denken aan mijn oma's. Sterke vrouwen waarvan er twee in een verzorgingstehuis zaten. Ik herinner me groentesoep op zondag, griesmeelpudding met bessensap en chocolaatjes in een kristallen schaaltje. Alle drie oma's waren nog lang bij de tijd. Ze genoten van ons en onze kinderen. Die kregen mee hoe dementie zijn intrede deed. Daar zagen ze vooral de positieve dingen van: want oude oma vroeg om de vijf minuten of ze al een snoepje hadden gehad. En dat hadden ze natuurlijk nog niet. Eén van de oma's was ook nog lang actief voor anderen. Ze breide voor het goede doel en legde nog bezoekjes af voor de kerk toen ze al ver in de negentig was. Het nieuws werd gevolgd en als ze nog leefde had ze vast ook achter de boeren gestaan. En dat is ook mijn voorbeeld. Wars van betutteling en alles zelf regelen. Dus kom ik weer terug op Hendrik Groen. Als ik zo oud mag worden wil ik ook bij de omanido club! Al ziet dat er over 30 jaar vast alweer anders uit. Met uitstapjes naar Escape-rooms en wijn en game avondjes. Je appt in de groep wie er mee wil. Geen maaltijden op een beige dienblad maar een soort buffet restaurant. Ik heb er al best ideeën over. Tijden veranderen: een oma herkende ik vroeger aan grijze watergolven en een zondagse bloemetjesjurk. Nu kunnen ze een kort pittig kapsel hebben en trendy kleding: ze appen en hebben Facebook. Dat wordt nog wat als ik er eentje word. Dan moet er wel een frissere naam komen voor de club natuurlijk: alive and kicking of zo. Alaki: klinkt vet!

donderdag 17 oktober 2019

Dilemma's

Door Henk Leemhuis

Ik krijg er steeds meer. Ik was laatst op een boerenbedrijf met heel veel vleesvarkens, als plattelandsjongen vind ik dat een mooi gezicht. Maar mag ik dat nog wel vinden want ze zijn volgens veel anderen verantwoordelijk voor veel stikstof. Ik heb dat vervelende zevenblad in de tuin, een onkruid waar kenners van zeggen dat je dan beter kunt verhuizen maar met roundup houd ik het nog altijd beheersbaar. Stiekem heb ik nog een potje staan, maar ja, mag eigenlijk niet.

Ik werd uitgenodigd door een van mijn leveranciers om een dag naar circuit Zandvoort te komen, helaas niet om te racen maar voor een aantal prachtige lezingen. Was een prachtige dag of kan ik dat niet meer zeggen. Daarbij heb ik me ook verbaasd hoe lastig het was om daar met de auto te komen en de enorme investeringen die men zich wil getroosten om de formule 1 volgend jaar te krijgen. En als ik dan langs circuit Assen rij met zijn prachtige infrastructuur bekruipt mij wel het gevoel van vriendjespolitiek. Ik hou van vliegen, lekker snel maar dat kan ook al niet meer. Als ik dan zeg dat ik een natuurliefhebber ben, is het in relatie met het vorige niet meer uit te leggen.
En dan hebben we het de laatste weken veel over de stikstofproblematiek. Het was een sympathieke actie van de boeren, ik heb voor het eerst met plezier in een file gestaan maar snappen doe ik het niet. Zo veel tegenstrijdigheden, het is niet meer uit te leggen. Maar het kan ook wel anders, zoals die boerin in het programma 'onze boerderij' die vleesvarkens fokt met meer ruimte. Het vlees van deze dieren is wat duurder waardoor het niet wordt verkocht. Toch zullen we daar naar toe moeten. Meer betalen voor ons voedsel. Daarmee sluiten we dan weer mensen buiten die het niet kunnen betalen. De gebruikers van voedselbanken die er niet zouden hoeven zijn, ook zo'n dilemma. Het valt niet mee om een betere wereld te maken en we hebben allemaal onze belangen, wat een dilemma.

woensdag 9 oktober 2019

Schermtijd


Lenny Kuhr trad vandaag op in ons Theater Dina, gek genoeg hadden we niet zoveel tickets verkocht als ik van tevoren had gehoopt. Mijn kinderen wisten nog wie ze was, maar ik vermoed toch vooral omdat ze al lange jaren klant is. De rest van mijn postpuber medewerkers hadden nog nooit van haar gehoord. Nadat ik uitgelegd had dat Lenny net als Duncan het Eurovisie Songfestival gewonnen had daalde het kwartje.

Hoewel ik best ‘bij de tijd ben’ met Instagram, YouTube, Twitter en Facebook, en mezelf aangeleerd heb met mijn duimen teksten op mijn iPhone te typen, realiseer ik me meer dan ooit, dat ook voor mij de generatiekloof groter wordt. Zitten wij ouderen nog wel eens ‘gezellig televisie te kijken’, jongeren doen dat niet meer. Hooguit kijken ze Netflix of YouTube via hun mobieltje. Onlangs kwam ik op bezoek bij zo’n stel pubers, die als studenten samenwonen, een prachtplek hebben, met eigen kamers, een centrale keuken en een centrale woonkamer, waarin natuurlijk een grote TV staat. Toen ik bij ze binnen liep viel me op dat TV aanstond, met een of andere game in pauzestand, en dat alle vier, hangend op de bank, voeten op de tafel, een film zitten te kijken op hun mobieltje. Alle vier trouwens een andere. Grappig, ja dat wel, maar toch ook behoorlijk ongezellig.
Zoals altijd heb ik na de show nog even met Lenny en haar medemuzikanten zitten kletsen, die trouwens een indrukwekkende show gaven. Dat was een onderhoudend gesprek. Dat het theaterpubliek ouder wordt was ons opgevallen, en dat er meestal niemand meer zit onder de dertig jaar. Ook weer niet zo gek bij Lenny Kuhr die net 70 is geworden, maar in het algemeen toch ook wel zo. En terwijl we nog even gezellig samen een glaasje wijn dronken, en wat foto’s op social media deelden, concludeerden we dat het niet verwonderlijk is in een tijd waarin de gemiddelde ‘schermtijd’ ergens tussen de twee en zeven uur per dag ligt.

Rudi Bults

woensdag 2 oktober 2019

Het gaat de verkeerde kant op


‘Het gaat de verkeerde kant op’. De afgelopen weken heb ik dat alweer een paar keer horen zeggen. Het regent te veel, de zon gaat te vroeg onder, het waait te hard, er zijn teveel wolken: het gaat de verkeerde kant op. Laat ik daar nu helemaal geen last van hebben. Ik vind het prachtig wanneer het de verkeerde kant op gaat. Ik vind het ook prachtig wanneer het de goede kant op gaat. Het mooist vind ik het wanneer het alle kanten op gaat.

Ooit was ik een vijftal zomers op Cyprus om daar dan twee weken les te geven. Prachtige kans om tussendoor te genieten van zon, zee en strand. Constant blauwe luchten. Een voorrecht. Maar na anderhalve week begon het te kriebelen. Op de radio zocht ik te vergeefs naar het weerbericht. Ja, waarom zou je een dagelijks weerbericht verzorgen, wanneer het weer van morgen weer toch het weer van gisteren is: zon, blauw, wind.
Ik ben een journaalkijker. Doorgaans is de vulling van het journaal voorspelbaar: een litanie van schokkend nieuws, Haagse onrust en betogingen tegen dit of dat. Maar één ding is zeker: aan het eind wacht de verrassing, het weerbericht. Ons Nederlandse weerbericht, zo onvoorspelbaar dat de weermannen en -vrouwen regelmatig moeten erkennen dat ze er de vorige avond naast zaten. Zon werd regen, storm koos voor de Noordzee. En dan de lokale verschillen: op Cyprus maakt het niet uit waar je op het eiland zit. Maar hier kan het in Lutten gieten, terwijl je in Gramsbergen in je tuinstoel zit. Leve het weerbericht. En dan buienradar, waar je elke vijf minuten kunt controleren of het wel waar is dat het regent.
Het is herfst aan het worden. Regen, hagel, Indian summer, westenwind, wolken, felle opklaringen, storm: geen peil op te trekken. Het gaat de verkeerde kant op. Heerlijk!

Adrian Verbree

dinsdag 24 september 2019

Elf


Ik mag weer! De ‘R’ zit in de maand en dat betekent petroleum halen voor de kachel in ons Boshuisje. Ik probeer de lege, stuiterende twintiglitervaten in één hand te vatten en gooi ze op de achterbank van de auto. Achter in het magazijn van de ijzerwarenwinkel staat de pomp. Ik meld me bij de baas en mag doorlopen, ik ben bekend volk.

In de schemer staat de oude, stoffige, rode OK-pomp en even ben ik weer elf en bij opa in Musselkanaal. Daar zat hij, na zijn pensioen, elke zaterdagmiddag als pompbediende. Met net zo’n rode pomp. Geen kassa, maar handgeschreven bonnen met doorslag. Geen pin maar contant. “Opa, waarom leg jij de slang over de pomp en hang je hem niet netjes terug in zijn houder?” “Gemak dient de mens, Bertje”. “Ik weet niet wat dat betekent, maar als jij het zegt, is het zo, Opa”.
Ik tank en ga afrekenen. Ik meld mij weer bij de baas, die ook al de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heeft. Hij troont achter zijn toonbank en is alziend, alhorend en alwetend in zijn winkel. Op de rand van een asbak stijgt de blauwgrijze rook van een sigaret loodrecht en traag als de golfslag van een passerende praam naar het systeemplafond. De baas, hij rookt. In de winkel. Dat is normaal. Maar pas op: dat de baas rookt, wil niet zeggen dat wij gewone stervelingen ook mogen roken in de winkel. Het is zijn privilege, zijn alleenrecht, het is immers zijn winkel. Hij is aan het minderen, vertrouwt hij me toe: alleen nog maar een sigaret bij de koffie en de lunch. Die paar sigaretten kunnen vast geen kwaad, toch? Zij ogen vragen om bevestiging. Ik knik: vast niet. Roken is slecht, daar kunnen we kort over zijn maar het koortsachtig volgen van alle gezondheidstrends en -hypes kan ook niet gezond zijn. Ik rook nog maar ik drink niet meer. Deze maand al elf jaar niet meer. Gezondheid!

Bert Nonkes

woensdag 18 september 2019

Glashelder


Het is altijd aanwezig. Op de radio, in kranten, bij het surfen op internet en op de tv: reclame. Het zit verweven in deze maatschappij. Bij de één gaat het het ene oor in en weer uit, bij mij blijft het hangen. Zowel de tekst als de muziek. Toen één van onze kinderen nog niet zo goed kon praten klonk er toch in de auto vanaf de achterbank: “Interpolis, glashelder!” Ook hij onthoudt alle reclames en kan het letterlijk nazeggen. En deze reclame was inderdaad glashelder.

Maar wat kan ik me irriteren aan de ‘sluikreclames’. Voorbeeldje: expeditie Robinson. Van tevoren wordt er meegedeeld dat het programma mede mogelijk wordt gemaakt door een soort woksaus. Nu moeten de deelnemers dit seizoen ineens allerlei opdrachten doen met wokpannen! Alsof wij als consument dan ineens zin krijgen om iets te wokken en dan die geweldige saus willen aanschaffen. Alsof we dat niet doorhebben. Net zoals Ludo in Goede Tijden jaren geleden ineens flesjes Yakult ging drinken aan het begin van de dag. Ik gruw ervan. Dus ja, ik word erdoor beïnvloed. Maar dan vooral in negatieve zin. Zo zal ik ook nooit iets bestellen bij Zalando vanwege de reclame van schreeuwende en gillende vrouwen die ze ooit hadden.
Nu blijkt dat er een nieuwe manier van reclame is die nog iets anders werkt dan de sluikreclame. Gemaakt door influencers op internet. Dat zijn vloggers en Youtubers die vooral veel jonge volgers hebben en dan tussen neus en lippen door zeggen dat ze even een Snickers pakken of dat hun nieuwe Adidas vest zo lekker zit. Zij beïnvloeden hiermee de jonge volgers en verdienen hier goed aan. Met #ad moet nu duidelijk worden dat dit het geval is. Zodat iedereen weet dat zij ervoor betaald krijgen. Bij veranderende tijden horen ook andere manieren van reclame maken. Dat is nu eenmaal zo. Maar ik vind het handig dat het met #ad duidelijker wordt dat er reclame gemaakt wordt. Anders was ik er ook niet ingetrapt hoor, dat lijkt me glashelder!

Karin van Dijk

woensdag 11 september 2019

Tafelgesprek


Misschien herkent u dit ook, zomaar met iemand aan tafel zitten en dan ineens een goed gesprek hebben over een onderwerp. Dat overkwam mij vorige week met een van de vrienden van een zoon van ons. Onze kinderen zijn volwassen en hebben hun eigen vriendenkring. Zo kwam het dat een van de vrienden, die timmerman is, bij ons een klus klaarde.

Tijdens een koffiepauze kwamen we aan de praat over school en beroepskeuze. Binnen ons gezin is dat ook niet altijd vanzelf gegaan en de timmerman beaamde ook dat het best moeilijk is om op jonge leeftijd al een keuze te moeten maken in welke richting je je wilt ontwikkelen. Er is maar een heel kleine groep kinderen die deze keuze wel snel maakt maar ik zie toch ook veel jonge mensen erg worstelen hiermee. Ik vertelde dat ik het in mijn jeugd ook niet wist. Als jonge man maakte ik ook eerst een andere keus waardoor mijn studie mislukte. Ik werd daardoor gedwongen tot een andere weg. Ik moest in militaire dienst. Het 16 maanden durende traject heeft mij echter gevormd en ik heb in die periode ook de kans en tijd gehad om een andere keus te maken. Al pratende kwam hij  tot de conclusie dat het wellicht voor jonge mensen van nu een mooie manier zou kunnen zijn om na te denken over de toekomst. Ik ben het op dat punt geheel met hem eens, het zou voor veel zoekende jonge mensen, net van de middelbare school, een goede manier zijn om eens aan zichzelf te werken zonder de vanzelfsprekendheid dat het wel geregeld wordt. Niet dat we allemaal weer in militaire dienst moeten maar een vorm van dienstbaarheid naar de maatschappij zou mooi zijn. Er is momenteel een schrijnend tekort aan aandacht, de individualisering zorgt ervoor dat er steeds meer eenzaamheid is. Hoe mooi zou het zijn dat we samen een samenleving kunnen maken, jong en oud waarin we dienstbaar zijn. Samen doen en gewoon doen. Jonge mensen leren inzien dat dienst heel verrijkend kan zijn. Wat een koffiepauze al niet tot gevolg kan hebben.

Henk Leemhuis

woensdag 4 september 2019

Wodan en Boris


Mijn zoon heeft sinds kort een hond. Wodan heet hij. Een kruising tussen een Newfoundlander en een Labrador. Tien weken oud, en een prachtige puppy, zo’n mooi pluizige bruine, werkelijk een prachtbeest. Iedereen is gek met hem. Nu nog lekker klein, maar straks is hij bijna net zo groot als een kleine Shetlander pony. Ik noem ik hem dan ook gekscherend, ‘Labrolander’.

En hoewel hij niet blond is, deed hij me op een of andere manier sterk denken aan Boris Johnson. Dat kwam vooral omdat ik me moest verdiepen in de Brexit waar we als bedrijf natuurlijk mee te maken krijgen. Daar leerde ik dat Boris een echte levensgenieter is, net als Wodan. Ook lopen ze beide regelmatig met hun kop tegen een muur, of in Wodan’s geval, een glazen deur. Wodan dan letterlijk, en Boris figuurlijk, hij is namelijk al drie keer ontslagen wegens leugentjes. Allemansvrienden zijn het ook, maar je moet wel op je hoede blijven, in Wodan’s geval voor de scherpe tandjes. Beide zijn fotogeniek en veel op social media te vinden. Wodan is trouwens te volgen onder #newfywodan, mocht je dat net als mijn zoon en schoondochter interessant vinden.
En dan die typische hondennamen. Boris en Wodan. Grappig genoeg exact de namen van de twee Rottweilers die ik als tiener mocht verzorgen toen ik bij een antiekzaak werkte. Vervelende honden waren dat zeg en behoorlijk bijterig ook. Nou ja er zijn ook grote verschillen hoor, Wodan sluit ik steeds meer in mijn hart, die onbenullige lieverd is een echte allemansvriend. En nu ik Boris iets beter heb leren kennen staat hij me toch echt steeds meer tegen. Dat hij zonder blikken of blozen een heel land voorliegt en in de luren legt, is al erg genoeg. Maar dat hij er ook nog mee wegkomt? Echt vreemd hoe een heel volk dat zomaar pikt. Ik hoef er dan ook niet lang over na te denken, ik ben blij dat wij niet opgescheept zitten met Boris, die zou ik nooit kunnen vertrouwen, Wodan gelukkig wel.

Rudi Bults

woensdag 28 augustus 2019

Wat nou druk?!


‘Het leven komt weer op gang.’ Op de intensive care is dat goed nieuws. Ik hoop dat het, nu september naakt, daarbuiten ook geldt. We gaan weer aan het werk en de scholen zijn weer begonnen. Hoe gaan we dat doen? Zuchten we over drie week weer allemaal dat we het zo druk hebben? Of maken we ons niet druk?

Bij je-niet-druk-maken, denk ik aan twee mannen. Ronald Reagan en Gerrit Zalm. Ronald Reagan was vierenzeventig toen hij aan zijn tweede termijn als president van de VS begon. Ik neem aan dat zelfs de meest dik- en drukdoenerige manager hier wil erkennen dat de baan van president van de VS toch net een tikkeltje hectischer is dan zijn druk-man-je-wilt-het-niet-weten imponerende dagtaak. En dan als vierenzeventigjarige nog even voor vier jaar bijtekenen! Gerrit Zalm maakte zich ook niet druk. Op het ministerie van financiën waren ze verbijsterd toen hij bij zijn aantreden meedeelde dat hij van plan was elke avond om zes uur thuis te zijn om met vrouw en kinderen te eten en de jongsten naar bed te brengen. Minister van financiën, dat zal ook voor Gerrit geen negen tot vijf baan zijn geweest. Maar zes uur is gehakbaltijd en zeven uur is voorlezen uit de GVR. En maar lachen! Wat nou druk?! We hébben het niet druk, we máken ons druk. Denk nu niet dat ik de wijsheid in pacht heb. Integendeel. Ik heb me jarenlang druk gemaakt. Dat heeft me zo’n vijf jaar van m’n leven gekost: een burn-out uit de eredivisie. Tegenwoordig maak ik me niet meer druk. Ik werk weer fulltime, met nog wat klusjes bij. Maar me druk maken? Nee, dank u, dat heb ik gehad. Naast Ronald en Gerrit heb ik een Twent geadopteerd. Herman. Herman Finkers: ‘kalm aan en rap een beetje’. Ik wens u een werkseizoen zonder drukmákerij.

Adrian Verbree

woensdag 21 augustus 2019

Guerrilla


Boven mij klinkt het alsof er een guerrillaoorlog aan de gang is. Ik pak wat te drinken en ga er eens goed voor zitten. Hier wil ik niets van missen. Vanuit het gebladerte zien ze me lachen; als blikken konden doden.

Deze zomervakantie ruilden wij ons vakantiehuisje voor een weekje met de bewoners van een appartement op vierhoog in Amsterdam-Zuid. Zij een week rust, wij een week herrie. Normaal gesproken laten wij zo’n weekje op ons af komen. We zien wel. Echter, deze keer is één dag al van tevoren ingevuld: we gaan klimmen in het Amsterdamse bos. Klimmen impliceert hoogtes en beweging, geen begrippen die veelvuldig op mijn ‘bucketlist’ voorkomen. “Ga dan niet”, hoor ik u denken, en terecht. Maar wij vonden vrijkaartjes voor deze attractie bij het opruimen van de spullen van mijn moeder. Weggooien zou zonde zijn, ik blijf wel Groninger.
Voor je de boom ingaat, krijg je een tuig om dat door een vriendelijk lachende medewerker extra hard wordt aangesnoerd. Aandachtspunt hierbij is dat de uitwendige voorplantingsorganen dusdanig gepositioneerd worden zodat ze niet worden verrast door de knellende banden. Een net te klein blauw helmpje op en je staat voor lul. Dus klaar om aan de slag te gaan.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het me meeviel, ik vond het zelfs leuk. Tijdens het eerste parcours probeerde ik uit te stralen dat ik dit al jaren deed, waardoor ik van de opgebouwde spierspanning me als een parkiet met Parkinson door de boomkruinen bewoog. Die houding heb ik snel laten varen.
Als je eenmaal op een parcours bent ‘ingeklikt’ met je veiligheidslijn, dan is er geen weg terug. Dat besef dringt langzaam door bij het Braziliaanse gezin waar ik naar zit te kijken. De vrouwen hysterisch en de mannen te dik. Ze moeten nog zeker 50 meter. Ik schenk nog eens in.

woensdag 14 augustus 2019

Wortel


Wat was ik er druk mee als puber: mijn gezicht poetsen met citroensap. Alles had ik er voor over om van mijn sproeten af te komen. Ondertussen zijn ze al lang vervaagd en vind ik dat eigenlijk best jammer. Ik wilde geen sproeten, maar egaal bruin worden. Dat wilde maar niet lukken. Ik verbrandde gelijk en mijn benen bleven altijd wit.

Mijn vriendinnen lagen maar even in de zon en ze waren al gelijk bruin. Daar was ik best jaloers op. Gelukkig was er de zonnebank. Destijds was het dé oplossing voor mij. Toen duidelijk werd hoe schadelijk het was ben ik er met pijn in mijn hart mee gestopt. Ik moest maar accepteren dat het er voor mij nu eenmaal niet in zat. Maar er kwam een alternatief: de spray tan. En ik had geluk, want ik mocht het samen met mijn schoonfamilie proberen. We gingen in de herfst naar Tenerife en waren zo wit als een sneeuwkonijn: dat kon natuurlijk niet. Dus ging ik naar de speciale spray studio. Ik moest makkelijke kleding aan, dus ging ik in mijn badjas. Eenmaal aangekomen moest ik in mijn nakie staan en werd ik onder gesprayed. Het leek fantastisch! Egaal bruin was het en ik zag mezelf al helemaal stralen met witte bloesjes en rokjes. Heel voorzichtig deed ik mijn badjas weer aan, want het moest nog even intrekken. Thuis aangekomen bekeek ik het resultaat in de spiegel en barstte in lachen uit.. De afdruk van de autogordel was prachtig te zien: een dikke witte streep liep schuin over mijn lichaam. Het was ook iets meer oranje dan ik gedacht had. Zo lagen we als wortels naast onze egaal witte mannen tijdens de vakantie. Na een paar dagen werden we oranje zebra’s: met oranje en wit gestreepte benen. Het was er ook niet af te wassen: het was immers in de huid getrokken. Mijn schoonzusje liep nog weken met oranje handen. Spray tan kon dus van mijn lijstje af.
Ondertussen ben ik terug van vakantie en ondanks het prachtige weer in Italië niet heel bruin. Maar lang leve de zelfbruiner! Voor mij de beste optie. Het lijkt gelijk wat en ik smeer me trouw in. Nog steeds ben ik best jaloers op mensen die zo mooi bruin worden. Maar hé, alles beter dan een wortel!

Karin van Dijk

woensdag 7 augustus 2019

Veranderen



Het zal misschien wel met de leeftijd te maken hebben maar ik merk bij mijzelf steeds vaker dat ik moeite krijg met veranderen.  Er is nu zelfs een reclame op de radio van een internet bedrijf dat zegt dat veranderen moet. Dit doen ze aan de hand van een voorbeeld van de veranderende verpakking van een pakje boter wat al decennia lang hetzelfde was. Ik had dat de afgelopen weken met de veranderende verpakking van de koffiemelk.

Maar het gaat veel verder. Met stijgende verbazing lees ik dat er ouders zijn die het tijdens de zomervakantie erg zwaar hebben omdat de kinderen thuis zijn van school. Deze ouders zijn enorm toe aan vakantie en nu moeten ze ook nog eens 24 uur per dag voor hun kinderen zorgen. Er wordt dan ook een pleidooi gehouden om de kinderen op zomerkamp te sturen of een oppas mee te nemen tijdens de vakantie. Zo hebben deze ouders dan zelf de handen vrij om echt te genieten van hun vakantie. Ik heb toch wel een heel ander beeld van vakantie met onze eigen kinderen. Hoe klein ze ook waren, heerlijk naar het strand om samen zandkastelen te bouwen, wandelen in de Oostenrijkse alpen en stiekem zwemmen in de blote kont in een steenkoud bergmeertje want we waren toch alleen op de berg dachten we. En dan boven komen en moeten schuilen voor een enorme hagelbui. Vorige week bij de een na laatste Alpenetappe van de Tour de France kwamen die taferelen me weer scherp op het netvlies. Wij hebben samen met onze kinderen echt vakantie gevierd en de verhalen over onze eigen avonturen komen als iedereen thuis is nog regelmatig langs. Ik moet er niet aan denken dat wij als gezin niet samen vakantie hadden gevierd. Voor mij voelt het als een verarming dat we zelfs dat niet meer samen doen, de  individualisering ten top.

woensdag 31 juli 2019

Bijgeloof?

Het is vrijdagavond en mijn hoofd zit nog propvol na een te drukke week. Samen met dochterlief gevierd dat we samen 90 geworden zijn. (Laura 30). Dan nog eens drie dagen met temperaturen boven de 40 graden Celsius. Waarbij ik me dan gelijk afvraag hoe het weerbericht van 25 juli 2029 eruit zou zien?

Volledig tegen de handelswijsheid 'vrouwen bloot – handel dood' in, was het ook nog eens superdruk in de winkel. En en-passant hebben we nog een huis gekocht in Dedemsvaart. Precies wat we zochten. Oud en sfeervol. Met van die hoge plafonds en zo. Een prima familiehuis met grote tuin en oude bomen. Blij mee. Ook eentje zonder spookverhalen. Bij een vorig huis begon de buurman over alle narigheid die ik erbij zou kopen. Dat de vorige bewoners in no-time dood, ziek of in ieder geval doodongelukkig waren geworden. Mijn katholieke opvoeding maakt dat ik daar toch gevoelig voor ben. De verhalen over ontevreden gestorvenen die in boze geesten veranderen, en dat je wijwater en een pastoor nodig had om ze te verdrijven. Wijwater was magisch spul, sprenkelen over het land hielp voor een goede oogst. Of dat nu nog helpt? Persoonlijk denk ik dat we meer aan hemelwater hebben. Dan waren er nog die relikwieën om alle andere narigheid te bestrijden. Als tienjarig jochie met epilepsie nam mijn vader me eens mee naar de monniken in Zenderen. Die gaven me een drietal gewijde zakjes. Die moest ik altijd bij me dragen. Gek genoeg – waarschijnlijk puur toeval - werd het wel een stuk beter. En natuurlijk kon je altijd nog kaarsjes opsteken, bidden of biechten als het nodig was. Hoe je het ook wendt of keert. Het gaf zielenrust. Tegenwoordig ben ik meer van de zelfbestemming. Als je alleen al denkt aan die CO2 uitstoot die we nu met zijn allen produceren? Een paar kaarsjes opsteken gaan ons daar echt niet meer helpen denk ik. Maar probeer je het toch? Graag kort (in verband met de uitstoot).

woensdag 24 juli 2019

Oesters


Vakantie. Ik zit op Terschelling. Dat ligt in Frankrijk. Het is een Terschelling mét duinen en palmen, zónder Noordzee-depressies: Ile d’Oleron. Zoals ik in de auto graag luister naar verkeersberichten over files in het westen, zo check ik hier graag even of u thuis wel de regen krijgt die u zo nodig hebt. Dat ging volgens buienradar de laatste tijd best goed.

Vroeger gingen wij met onze jongens naar dat andere Terschelling. En dat was anders mooi. Naar onze Waddeneilanden vertrek je met laarzen, goede regenkleding, stormharingen en het voornemen actief te zijn. Je kúnt ook naar het strand en daar niets doen, maar dan is de meerjarige trend dat je met onderkoelingsverschijnselen naar de wal zult worden gevlogen. Nee, geef mij maar Hollandse duinen, wit strand, dennengeur, wuivende palmen en 26 graden: Ile d’Oleron. En oesters! Ile d’Oleron is beroemd om zijn oestercultuur. Zo’n zilte hap zee. Jammie! Op het andere Terschelling at ik ook oesters. Van die witte, Japanse nieuwkomers. Die wrikte ik zelf op het Wad van de mosselbanken. Hier haal ik om de hoek een dozijn 1e kwaliteit voor 4 euro 50. La vie en rose!
Wat ook fijn is, is dat ik hier geen last heb van kinderen die om het hardst blèren: ‘Jakkie, pap, een oester, wat smerig!!’ Behalve onze jongste dan. Jasper. Jaar of vier zal hij zijn geweest. Hij wilde wel zo’n ‘zeeding-van-pap’ proberen. En dat deed hij. En betreurde het. Meteen. Later die dag kwam hij bij me. Hij was naar het toilet geweest en vroeg me met grote angstogen: ‘Pap, is dat ding nu uit mij?’ Ik heb hem verzekerd dat dit het geval was. Hij is sinds kort een cum laude afgestudeerd wiskundige, dus het is goed gekomen. Ik wens u een goede vakantie. Vergeet uw regenpak niet. Kom, ik neem er nog eentje.

Adrian Verbree

woensdag 17 juli 2019

“Jullie wel..”

Ongelovig kijk ik naast mij. De toon waarop de vrouw de woorden uitspreekt is van een moedeloze berusting als van de postbode die weet dat de laatste brief bovenaan een enorme berg moet worden bezorgd.

Het is de laatste schooldag van mijn eerste jaar als schoolmeester. Dat ik dat jaar de klas onder controle had? Nee, had ik net een brandje geblust, waren er intussen drie andere ontstaan. Dat ik er plezier aan had? Nee, waar was ik in vredesnaam aan begonnen, vroeg ik mij regelmatig af. Het was overleven, lesgeven was bijzaak. Ik was gestart in het speciaal onderwijs, niet de makkelijkste doelgroep. Maar eerlijk is eerlijk, in de loop van dat jaar waren de klas en ik wel nader tot elkaar gekomen. Op hun voorwaarden, dat dan weer wel. Een woord, een gebaar, een zuchtend plaatsnemen op een stoel, het waren voorzichtige tekenen van acceptatie.
Zo hadden wij ons voortgesleept naar de laatste schooldag en met zes weken vakantie in het vooruitzicht en het feit dat ik volkomen gesloopt was, stond ik met vochtige ogen mijn eerste klasje uit te zwaaien. Ach, het viel eigenlijk toch ook wel een beetje mee, toch? Het Stockholmsyndroom. “Fijne vakantie!” schreeuwden de meesters en de juffen.

“Jullie wel..” De moeder zag zichtbaar als een berg op tegen zomerweken. Ik vond het een onbegrijpelijke en vooral ondankbare uitspraak. De zomervakantie lag als een azuurblauwe, rimpelloze oceaan uitnodigend te lonken, klaar voor honderdduizend bommetjes. Het was 1996, mijn kinderen moesten nog geboren worden. Het schooljaar erop kreeg ik haar kroost in de klas. Toen viel het kwartje.

woensdag 10 juli 2019

Noaberschapen


Het is zaterdag tien over vijf ’s morgens als mijn jongste onze kamer binnen stormt: “Ze lopen over  straat, ze zijn weer ontsnapt!” Mijn man springt zijn bed uit en samen schieten ze te hulp. Speurend naar de kudde: ze volgen de keutels en plukken wol. Een heel stuk verderop vinden ze de schapen en met behulp van politie die ook is gebeld lukt het om ze weer op de juiste plek te krijgen.

Geen droom, maar sinds een paar weken werkelijkheid in onze buurt. We hebben namelijk een kudde van zo’n honderd schapen lopen die hier het gras kort houdt. Een mooie oplossing van de gemeente vind ik. En een mooie bijkomstigheid is dat het ook een band schept. Want herder Henk uit Schuinesloot heeft niet altijd het overzicht omdat hij blind is. Daardoor heb ik nog meer respect voor hem gekregen, want reken maar dat het hard werken is! Regelmatig ontsnappen de schapen. Dan ruiken ze de vrijheid. Iedereen die in de buurt is wordt opgetrommeld om ze weer in goede banen te leiden. Ze moeten steeds worden overgezet naar een ander stukje gras. Ook daarbij is hulp nodig. Ik zorg dan weer voor koffie en om 7 uur ’s ochtends voor ontbijt.
We hebben mooie gesprekken met Henk. Over de mensen hier in het Oost’n, dat we elkaar niet vaak meer helpen, niet zoals vroeger toen er nog echte noaberschap was. Toch komt daar nu door Henk wel verandering in. Want mijn man is bevorderd tot hulpherder en die controleert de hekken en helpt samen met buurmannen en passanten met het overzetten van schapen. We genieten van de geboorte van een lammetje en mijmeren over een plek waar we samen met elkaar voor de buurtschapen kunnen zorgen. Het is niet altijd idyllisch trouwens, er zijn ook tegenstanders in de buurt: we blijven toch Nederlanders… Zo schept dat ook weer een band tussen de mensen die het maar niets vinden. En juist daarom ben ik ze noaberschapen gaan noemen. Van mij mogen ze blijven!

Karin van Dijk

woensdag 3 juli 2019

Plukveldjes


Hebt u ze ook al gezien, de plukveldjes? Wat een prachtig initiatief. Het doel is tweeledig. Insecten de kans geven om zich voort te planten en ons de kans geven om een mooi veldboeket te plukken.

Want het is slecht gesteld met de insecten, in 30 jaar tijd is twee derde van deze beestjes verdwenen en onderzoekers hebben aangetoond dat in die tijd ook de wilde bloemen uit ons landschap verdwenen. En ondanks dat we insecten vaak als vervelend ervaren is het voor onze leefomgeving van wezenlijk belang dat ze er zijn. Ik ben samen met onze buren ook erg blij dat er een stukje gemeenteplantsoen naast ons huis is aangewezen om tot plukveld te worden omgetoverd. In april hebben de mannen van de groenvoorziening de grasmat verwijderd en is er bloemenzaad gestrooid. Een bordje naast het voetpad leert ons dat er een mengsel zaden van wilde planten ligt.
Wat waren we blij met ons plukveldje en als buurtbewoners bedachten we dat we maar een bankje moesten sponseren aan de gemeente zodat iedereen die er langs loopt even kan zitten en genieten van de veelkleurige planten die hier bloeien. We hadden in juni vakantie en vol verwachting keerden we terug om te aanschouwen wat een prachtige bloementuin er naast ons huis was ontstaan. De wijze van bewerken van de grond gaf enige twijfel en helaas werd die bewaarheid. We konden niet direct een mooie bos eigen geplukte bloemen op de vaas zetten. Tot nu toe zien we eigenlijk alleen een braakliggend terreintje met een paar korenbloemen en verder allemaal kruiden waar iedere tuinbezitter druk mee is om te verwijderen tussen zijn bloeiende planten. Ik vrees dat we dit jaar geen pluktuin naast ons huis hebben, het genietbankje zal er dan ook nog niet komen. Het enige insect dat we zien toenemen in onze directe omgeving is een nationale plaag geworden, de eikenprocessierups en die willen we dan weer niet. Natuurlijk evenwicht kan alleen de natuur zelf herstellen. Maar bloemenzaden blijven strooien mag natuurlijk altijd.

Henk Leemhuis

woensdag 26 juni 2019

Zondagmorgen


Het is zondagmorgen en ik heb net al mijn mail weg gewerkt. Het belooft een mooie dag te worden. Toen ik vannacht rond 4 uur even uit bed moest, stond er al een rode gloed aan de hemel en hoorde ik de vogels enthousiast het mooie weer voorspellen. Vanmiddag ga ik de gezelligheid opzoeken van een festival in Dalfsen. Tegenwoordig kan ik dat op zondag best doen. Vroeger gingen we altijd bij pa en ma op bezoek. Toen voelde het wel eens als een verplichting, maar tegenwoordig mis ik het. Nou ja, zo gaan dingen nu eenmaal.

Omdat mijn vrouw het druk heeft met tassen inpakken van de pleegkinderen die morgen op kamp gaan, ga ik vandaag alleen. Mijn jongste broertje is daar ook. Rob organiseert trouwens net als ik een festival, en we zitten beide in de cultuur en de muziek. Ja we zijn duidelijk uit hetzelfde hout gesneden. We denken en doen vaak hetzelfde. En hebben aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen. De gelijkenis wordt steeds duidelijker, hoe ouder we worden.
Gek is het niet, als je bedenkt dat opa organist en papa de dirigent was van het zelfde koor. Trouwens onze fantastische amuzikale moeder was een echte betonvreter. Als het nodig was ging ze tot over het randje om voor ‘haar mannen’ dingen geregeld te krijgen. En dat heeft zeker meegeteld in wie we zijn.
En zo kom je aan het denken. Wat maakt nou wie je bent? Is dat genetisch? Of opvoeding? Of is het opleiding en levenservaring? Dat je van huis uit veel meekrijgt is zeker. Dat zie ik aan mijn kinderen en mijn kleinkinderen, die hoe klein ook, papa en mama alweer nadoen. Al mijmerend denk ik, kon ik nog maar één keer op zondagmorgen op visite bij pa en ma. Nog een keer dat beschouwende van mijn vader aanhoren, of dat wijze kordate van mijn moeder. Horen hoe het nu zit, zonder enige twijfel. De boel relativeren en met een kannetje verse melk weer op huis aan.

Rudi Bults

woensdag 19 juni 2019

Autoradio


Retraites en kloosterweekenden bij zwijgende ordes zijn in. Weer thuis vertelt men te zijn geraakt door de rust en de stilte. Men voelt zich ontgift. Ik begrijp dat. Zelf hoef ik daar niet voor naar het klooster. Ik ga vissen. Of autorijden. In mijn auto is het stil. Om die stilte te bevorderen, verwijderde ik consequent de radio’s uit de auto’s die ik vanaf mijn 18e heb verreden. Tot verdriet van mijn jongens, maar die gaan maar ergens anders lawaai luisteren.

Maar nu heb ik voor het eerst een auto met een complete geluidsafdeling waar de radio niet uit te halen is. Uiteraard laat ik de radio onaangeroerd. Maar - ik ben ook maar een mens - af en toe druk ik wel een cd in het dashboard, met iets rustgevends als Pink Floyd of Pergolesi’s Stabat Mater. In plaats van dan ter plekke met een lekke band of een kromme krukas te worden gestraft voor dit overtreden van mijn eigen stilteregel, word ik op onverwachte wijze beloond. Want zonder dat ik er om vraag, wordt bijvoorbeeld het ‘wish you were here’ af en toe ineens onderbroken. De eerste keer schrok ik me naar: een onzichtbare passagier! Het bleek een stem uit de radio, met verkeersinformatie.
Verkeersinformatie, wat een fantastische uitvinding!! Gratis en voor niks krijg ik te horen waar ze in het westen en zuiden nu weer allemaal in de file staan. En dat terwijl ik maar ongestoord doorglijdt door de grote vrijheid van ons Oosten. Ik hoop dat Daniël Lohues nog heel vaak moet uitleggen dat Drenthe niet in de Achterhoek ligt. En Salland, Overijssel, nee mensen, dat bestaat helelmááál niet. Laat ze allemaal ver weg blijven die medelanders, laat ze fijn files creëren met drie kwartier oponthoud. Daar word ik toch wel zo rustig van. Leve de boordradio!

Adrian Verbree

woensdag 12 juni 2019

Wildplassen


“Dat laatste kopje koffie had je niet moeten nemen”, zegt mijn blaas. “Rustig maar, we halen het wel”, sus ik. Maar als ik de periferie van Almelo nader, ik ben op weg naar Almelo, ben ik daar niet meer zo zeker van.

Ik parkeer in mijn gebruikelijke hofje en wandel snel, of liever gezegd snelwandel, naar de muziekwinkel, het doel van mijn reis. Alle vormen van beleefdheid overslaand, pers ik “wc!!” door opeengeklemde tanden, de knieën in de X-factor. De verkoper kijkt mij meewarig aan. “Tja, meneer”. Ik voel aan mijn water dat ik bot ga vangen, draai me om en beproef mijn geluk in nog eens twee winkels. Geen van de ondernemers is van zins mij van mijn zichtbare ongemak af te helpen. Nu slaat de paniek toe. Terug naar de parkeerplaats; ik heb een fles in de auto. Meten is weten: dat gaat-em niet worden. Raar is dat: als baby zijnde liet je alles lopen, al zat je op schoot bij de koningin. Als volwassene gaat dat gewoon niet, al zou je het willen. Op dat moment neemt het autonoom deel van mijn lichaam en geest het over. Dát deel dat geen gêne of schaamte kent, dat deel dat de beslissingen intuïtief neemt, niet weloverwogen. Primitief, zonder aangeleerde normen.
Ik zak als aangeschoten wild door de knieën en plas. Elk moment verwacht ik dat een raam opengaat, er een bejaarde met opgeheven wandelstok aankomt of claxonnerende auto’s. Niets van dat alles. Mijn blaas krimpt tot normale grootte, bedankt mij, en ik loop, in een heel wat kalmer tempo dan voorheen, naar de muziekwinkel.
Beste ondernemers zonder wc: het winkelen dient tegenwoordig een belevenis te zijn, een ervaring, een ontdekkingstocht. Dat gaat toch niet met een volle blaas! Binnenkort kom ik stickers plakken: ‘In deze winkel kunt u de pot op!’ Ik kan me voorstellen dat u dan ‘Pissed off’ bent.

woensdag 5 juni 2019

Let it go


Wauw: jongens! Daar waren ze dan. Twee kleine mannetjes, beide zo’n drie pond. Zelf kwam ik uit een meidengezin en was er eigenlijk vanuit gegaan dat ik dochters zou krijgen. Ik had al een beeld gecreëerd van twee prachtige meisjes met ingevlochten haren, beide huppelend aan mijn hand. Een beetje het ‘Elsa’ gevoel: de Disney prinses van het liedje ‘Let it go’.

En loslaten: dat deed ik. Geen schattige handjes aan mijn hand, maar ontdekkende en rennende en peutertjes had ik bij me. Ik ontdekte de voetbalwereld, haantjesgedrag, omhoogstaande wc-brillen en veel kapotte kleren en knieën. Heerlijk om een jongensmoeder te zijn! Tot hun twaalfde had ik nog invloed op hun kleding- en haarstijl. Ook dat heb ik losgelaten. Van alles kwam er voorbij: shirts met afschrikwekkende teksten, joggingbroeken, witte polo’s en Gothic vesten. Ze namen mijn advies om jezelf te zijn graag ter harte. Zo ook met de kapsels. Waar de één de laatste trends volgt, kiest de ander voor het uniek zijn. Daar hoorde al een kaal hoofd bij (“Mam, ik heb iets gedaan wat ik leuk vind, maar jij denk ik niet”) en nu wil hij het juist lang laten groeien. Ik laat het los. Dat daarbij ook het loslaten van míjn dure crème van de kapper bijkomt had ik even niet ingeschat. Want dat ‘lenen’ horen ze bij mijn man te doen! Zijn sokken, geurtjes, scheermesjes, gel en shirtjes worden geroofd. Als sprinkhanen struinen ze de kasten af. Er flitste door mij heen dat het leven met dochters er ook zo uit moet zien voor moeders. Maar van míjn dure crème moeten ze gewoon afblijven, klaar. Er loopt namelijk nog een jongen hier in huis die bijna twaalf is. Die heeft die hele puberweg nog af te leggen. Waarschijnlijk zal ik bij hem minder zeuren over kledingkeuzes. Dat vind ik niet meer zo belangrijk. Dat kan hij namelijk nog veranderen. Nee, er zijn andere keuzes waar ik mee geconfronteerd word. Dingen die onherroepelijk zijn. De oudsten worden straks namelijk achttien. En het tattoowoord is gevallen. Samen willen ze er één laten zetten. Van een leeuw, want dat is hun sterrenbeeld. Ik slik en let it go. Niets handjes vasthouden, maar hun eigen weg laten gaan. Wauw jongens…

woensdag 29 mei 2019

De City-Run


Veel mensen spraken me aan op mijn vorige column, het wandelen in Spanje en wilden weten hoe het was geweest. In een woord, geweldig! Een prachtig gebied tussen de steden Irún en Bilbao. Maar het wandelen was veel zwaarder dan we van te voren hadden ingeschat. Dagelijks een paar heuvels over van ongeveer 300 meter gaat toch wel in de kuiten zitten. Maar het landschap is fantastisch, de groep vrienden waar ik mee liep en de heerlijke maaltijden ’s avonds met een soepel wijntje maakten het altijd goed.

Zo’n week er tussenuit en dan gesprekken voeren over alles en nog wat verruimd mijn geest. Ik kan echt genieten van wat ik zie en wat ik hoor. Terug in Nederland stond me de volgende uitdaging te wachten. Ik had me opgegeven voor de halve marathon van onze Cityrun. Ik loop regelmatig een stuk hard, maar bij tien kilometer houdt het meestal wel op. Toch wilde ik deze uitdaging wel eens aan en na een proefloop in maart gaf ik me op. Drie dagen na thuiskomst van het wandelen toch maar eens weer een trainingsrondje maken; viel me niet tegen en goed gemutst pakte ik de draad weer op. Ik had drie weken en het ging me makkelijk af. Heerlijk lange stukken rennen rondom Hardenberg, twee keer per week had ik bedacht en dan zou het wel gaan. Zo ook de laatste zondag voor de wedstrijd, heerlijk een rondje via het Engelandse bos en Gramsbergen. Nog 200 meter te gaan en verdorie, een pijnscheut in de kuit. Dat had ik lang niet meer gehad. De hele dag bleef dit aanhouden. De volgende dag toch maar even een collega laten behandelen, daar knapte ik goed van op. De hele week rustig aan doen en vrijdagavond een stukje proberen. Wat viel dit tegen, na drie kilometer ging het alweer mis. Ik werd geconfronteerd met wat ik ook altijd tegen mijn patiënten zeg, neem de tijd voor een blessure! Dus, géén City-Run voor mij. En dan fiets ik langs het parcours waar velen zeggen,” Henk je hebt de verkeerde kleren aan, ik had gedacht dat jij wel meedeed”. Ook voor mij geldt natuurlijk, rustig opbouwen, tijd nemen, luisteren naar je lichaam. Dat doe ik dan ook nu maar. Wellicht lukt de triatlon begin juli wel.

Henk Leemhuis