woensdag 27 maart 2019

#doeslief


Bent u dit al tegengekomen? Hij hoort bij de campagne van Sire tegen onaardig gedrag in openbare ruimtes. Mensen bewust maken van hun gedrag. Bijvoorbeeld bij agressie tegen hulpverleners. Of de scheldende en tierende ouders langs de lijn op zaterdag. Ook ik sta daar soms tussen, met het schaamrood op de kaken. Zou ik “Doeslief!” durven roepen? Ik denk het niet. Dan is #doeslief typen al een stuk makkelijker. In de krant lees ik hoe het zit met die campagne.

En dat is voor mij wel een eye-opener! Uit onderzoek van Sire heeft 76 procent van de mensen aangegeven dat zij zichzelf wel aardig vinden. Dat had ik dus ook kunnen antwoorden. Ik vind mezelf namelijk best aardig in het verkeer, en kassamedewerkers bij de Jumbo heb ik nog nooit genegeerd. Op social media ben ik heel bewust van wat ik typ. Op het voetbalveld roep ik vooral “Goed zo!” En “Prima samengewerkt!” Het klopt dus: ook ík vind mezelf best aardig in openbare ruimtes. Hoe kan het dan dat iedereen naar een ander wijst? Zou er dan eigenlijk geen onaardig gedrag moeten zijn toch? Dan zou het misschien af en toe eens gebeuren. Want weet jij veel waarom de vrouw bij de kassa zo chagrijnig is? Wie weet heeft haar man net gebeld dat hij toch niet thuis eet en hebben haar kinderen de hele dag al ruzie met elkaar en is nu net ook nog het gehakt vergeten en had ze willen vragen of haar man het meenam. Of rijdt die bumperklever zo snel omdat hij naar zijn oude moeder moet die net is gevallen op de keukenvloer. Niet dat ik het gedrag goedpraat hoor, maar misschien moeten we toch ook kijken naar de reden van onaardigheid. Ik weet namelijk niet hoe het bij u zit, maar ik heb echt wel van die dagen dat alles misloopt. Slecht weer en stress maken van mij ook niet altijd een aardig persoon. Dus bij doeslief moeten we misschien ook naar ons eigen gedrag kijken. Niet gelijk doeslief roepen maar gewoon eens vragen hoe het gaat met de ander. Iets van #doe-zelf-lief of zo.

Karin van Dijk

woensdag 20 maart 2019

Waterhuishouding


Afgelopen zondag heb ik mij ingelezen over de waterschapsverkiezingen. Wat moet ik er toch mee, ik heb geen idee waar ik op moet stemmen. Ik moet u eerlijk bekennen dat het mij niet zo veel zegt.

Toch is het water wel iets bijzonders in ons land, dat voor het grootste deel niet eens zou bestaan als we niet zo goed dijken konden opwerpen en gemalen en molens gebouwd hadden. De aanvoer en afvoer van het water houdt ons Nederlanders dan ook al heel lang bezig. Als kind las ik het boek “De mannen van Sliedrecht” en was ik gefascineerd door de techniek van het baggeren en polderen  welke de afgelopen eeuwen door ons Nederlanders is ontwikkeld. We zijn daarmee ook wereldberoemd. Overal in de wereld maakt men gebruik van onze kennis over het gevecht tegen het water. Ons lage land moet beschermd worden tegen het water uit het achterland, maar ook tegen het opdringende water van de zee. De afgelopen weken heeft het in Nederland ook eindelijk weer eens flink geregend. In Hardenberg merken we dat altijd aan de waterstand van onze prachtige rivier de Vecht. Ik wandel en loop graag hard langs onze rivier en in de zomer als voorbereiding en tijdens de triatlon zwem ik er graag in.
Ik heb de stemwijzer maar eens bekeken. Best wel lastig omdat ik me eigenlijk niet zo heb verdiept in de vragen die ze stellen, best grappig dat ze ook gaan over het bestrijden van exoten en ons cultureel historisch erfgoed. Maar de meeste vragen zou ik ook aan de gemeentelijke en provinciale bestuurders kunnen stellen. Ik heb er ook best wel regelmatig over gediscussieerd met bestuurders. Ik ben door de vragen gaan nadenken over wat ik vind en heb de stemwijzer ingevuld. Als fervent wandelaar sprak mij vooral de vraag dat onderhoudswegen langs het water openbaar gemaakt moeten worden uitermate aan. Want stiekem loop ik wel elk jaar een keer over de dijk van Hardenberg naar Gramsbergen, ondanks het verbodsbordje bij de Willem Alexanderbrug langs het bekende Jodenbergje. Wat zou het prachtig zijn als daar een wandelpad zou komen. Ik heb mijn stem bepaald.

Henk Leemhuis

woensdag 13 maart 2019

Heldin met Autisme


Bij een tv-discussie over klimaatverandering tussen politici viel me afgelopen week op dat de helft zich duidelijk niet ingelezen had. Daar gaan we de spreekwoordelijke oorlog niet mee  winnen dacht ik nog. En met de vraag die op tafel ligt of met een jaartje of 100 de zee straks bij Ommen ligt en Hardenberg en Dedemsvaart subtropische badplaatsen geworden zijn is dat best zorgelijk.

Waar ik me vooral zorgen om maak is of de aarde straks nog wel leefbaar is voor mijn kleinkinderen? Misschien denk u ‘het zal mijn tijd wel duren’? Of deelt u toch wel een beetje mijn zorgen? Dat barbecueën in februari leuk is maar niet normaal zijn we het denk ik wel over eens. Omdat het me toch wel bezig houdt, volg ik sinds een tijdje Greta Thunberg. Een dapper Zweeds meisje van net 16 jaar die na de zomervakantie in schoolstaking ging voor het milieu. Greta is echt een ‘aparte’, een hyperintelligent kind maar wel met Asperger (een soort autisme). Abnormaal? Nee zoals met alles is ze ook hier helder, eerlijk en duidelijk over. En laten we eerlijk zijn, wat is nu werkelijk normaal en abnormaal? Want zoals Greta het stelt is het natuurlijk inderdaad knap abnormaal om te beweren dat klimaatverandering levensbedreigend is en toch maar gewoon door te gaan. Soms komt een handicap met voordelen en in het geval van Greta gaat dit zeker op. Een belangrijke bijdrage aan de klimaatdiscussie zijn haar inmiddels befaamde messcherpe speeches tijdens de klimaatconferentie in Polen en voor de Europese Unie. Verfrissende heldere kernachtige speeches die je tot in de ziel raken en zo confronterend zijn dat de politici sprakeloos achterblijven. Een meisje van amper 16 die dat met zoveel overtuiging kan en doet, daar neem ik mijn Petje voor af. Apart? Jazeker. Maar vanuit een diep respect voor de afwijkende mens kan ik alleen maar met grote bewondering naar Greta kijken. Ze houdt ons namelijk een spiegel voor waarin we onze eigen zwakheden zien.

Rudi Bults

woensdag 6 maart 2019

Plop…


Is het u opgevallen dat bij onze columns nieuwe foto’s prijken? Mijn foto zou op een namiddag, om vijf uur worden genomen. De bewuste middag zat ik om tien voor vier nog gewoon aan mijn bureau te werken, toen, ineens… plop: daar lag mijn bovenste, middelste voortand voor me op het vloeiblad. Wat, huh, nee?!

Als twaalfjarige ondeugd kwam ik in een knokpartij terecht. En omdat de colaflessen toen nog van glas werden gemaakt, liep dat niet goed af voor de bewuste tand: finaal afgebroken. De vervangende stifttand bleef vijfenveertig jaar onverstoorbaar hangen, maar nu, uitgerekend één uur voor mijn fotosessie: plop! Snel mijn tandarts gebeld en geloof het of niet: bijgestaan door zijn assistente zorgde hij er voor dat ik om vijf uur met een compleet gebit voor u naar de fotograaf stond te grijnzen (hulde!). En die maakte me toch een foto. Ik wist niet dat ik zo mooi was. Mijn vrouw geloofde er ook niets van toen ze het resultaat zag. Helaas heeft de Toren - het zal het krantenpapier wel zijn - de inktzwarte achtergrond weggephotoshopt. Maar geloof me: tegen die achtergrond was ik prachtig.
Met mijn tand was het evenwel nog niet helemaal in orde. De tandarts waarschuwde al: het is een tijdelijke oplossing. Nou en of! Een week later zat ik te vissen bij de Poele, het karperwater tussen Gramsbergen en Coevorden. Ik moest hoesten en plop, daar vloog, met een boog, mijn voortand en… bleef op het randje van de vlonder liggen. Met bevende vingers heb ik het onding in mijn borstzakje gestopt. Thuis - ik was er helemaal klaar mee - heb ik ‘em voor de spiegel met secondenlijm op de tijdelijke brug geplakt. Werkt ook. Inmiddels heb ik een nieuwe tand. Ik sta weer dankbaar met de mond vol tanden.

Adrian Verbree