woensdag 28 maart 2018

de Kletsende Krullevaar

Anderhalf jaar is ze inmiddels, iets ouder eigenlijk alweer, onze dochter die steeds meer krullen krijgt. We noemen haar ook wel ‘de Krullevaar’. En hoewel ze nog wat wiebelig op haar beentjes staat, heeft haar vocabulaire al een stevig fundament gelegd. Oftewel, ze kletst ons inmiddels de oren van het hoofd! Veel en vaak. Dat betekent de hele dag, en met een beetje pech, ook de hele avond.

De kinderarts vertelde een half jaar geleden dat een kind van twee jaar gemiddeld twintig woorden kent. Nou, dat gemiddelde heeft deze dame inmiddels flink omhoog gekrikt. En wat is het heerlijk! Om te luisteren naar de ietwat geïmproviseerde woorden en korte zinnen, die ons heel duidelijk vertellen wat onze krullevaar wil. Of wat ze niet wil, dat ook vooral. Ze krijgt steeds meer haar eigen wil en laat elke dag meer van zichzelf zien. Een vrolijk meisje, dat zich tot dusver de kaas niet van het brood laat eten, dat doet ze liever zelf.

Ze heeft ook ontdekt dat ik niet alleen ‘mama’ maar ook ‘Anja’ ben. En dat ‘papa’ ook luistert naar ‘Ad’. Met als gevolg dat ik regelmatig met de buggy door Hardenberg loop, met een kind dat luidkeels (ze heeft de stem van haar moeder...) minstens tien keer per minuut ‘Ajaa’ roept. Best grappig, maar ik geloof dat ik nog wel een beetje aan mijn gezag moet werken.

Het is mooi om te zien hoe dit kleine mensje, dat tot voor best kort geleden nog niet eens bestond, nu al zover is. Dat ze haar eerste stappen in de wereld zet, en we langzaam een individu tot leven zien komen. Doodeng vind ik het ook. Want hoe gaat het later, als ze groter wordt? Zal ze dan nog steeds zo goed laten weten wat ze wil? En is onze wereld dan nog wel een fijne plek?

We weten het niet en ik laat het maar los. Of nou ja, meestal dan. En ondertussen kletst deze heerlijke Krullevaar ons maar fijn de oren van het hoofd. 

Gelukkig bestaan er oordoppen…

Anja

woensdag 21 maart 2018

De Poepeloer


In een groen, groen, groen drollen drollenland, daar poepten twee hondjes heel parmant.
En de een, die poept’ in ’t fluite- fluitekruid en de ander poept’ op een hommel.
Toen kwam er helaas geen jager, jager aan en die heeft er geen geschoten.
En dat heeft naar je wel denken, denken kunt, mij bijzonder zeer verdroten.


Dit oudhollands versje kwam bij me boven, toen ik onlangs met een drol werd verenigd. Het overkomt iedereen en altijd op het verkeerde moment. Je zult net voor dat sollicitatiegesprek naar binnen stappen als: flots… Je schraapt nog wat met een stokje, maar hoe goed je verder ook in je vak mag zijn, je staat meteen in een kwade reuk. Shit happens.
Dit is geen stukje tegen hondenbezitters. Ik heb zelf een hondje gehad en dat heeft wel eens wildgepoept en ook wel eens ‘tweens’. Ik wil hondenbezitters geen schuldgevoel aanpraten, al zou het mooi meegenomen zijn. Mijn hondje is toch al dood. Nee, ik wil de loftrompet steken over de poepeloer.
De poepeloer?! Er schuifelt een merkwaardig voertuigje door Hardenberg. Vanuit een ietwat benauwd ogende cabine bedient een deskundige een sterke zuiger die drollen uit het gazon rukt: de poepeloer. Wat een geweldige besteding van ons gemeentelijk belastinggeld! Je wilt niet weten wat de halfwaardetijd van een drol is; honden schijten voor de eeuwigheid. Maar nu is in no-time de groenstrook weer groenstrook. Ik stel een kleine extra voor: achterop de poepeloer wordt een sproeier gemonteerd die het gras drenkt in een biologisch afbreekbaar sopje, zodat alles instant naar viooltjes ruikt. Maar ook zonder dit (een lekkerkbekje verdienend) idee, zeg ik tegen de betreffende ambtenaren: jullie zijn mijn helden. De poepeloer, dat is nog eens een gemeentelijk belang.

Adrian Verbree

woensdag 14 maart 2018

Zondagsrust

Nog een week en dan mogen we het stemhokje in! Als eerste zal ik checken of een en ander in ruime mate toegankelijk is, maar dat zal wel snor zitten met zo'n mooie award. Hoe we het ook wenden of keren, één van de hete hangijzers van deze gemeenteraadsverkiezingen zal zijn het wel of niet handhaven van de zondagsrust.
In mijn jeugd mocht ik niet op zondag naar de bioscoop, niet zwemmen als ik er voor moest betalen en voor de echt warme zondagen kocht mijn moeder op zaterdag waterijsjes die ze in het te kleine diepvriesvakje van onze koelkast legde. U ziet, de zondagsrust had bij ons met name een financieel economisch karakter. Daarbij, er werd niet geklust (in de buurt), de auto werd niet gewassen (in de buurt). Nee, de zondag werd gebruikt voor familiebezoek. Naar opa Nonkes, bijvoorbeeld. De ietwat rare opa Nonkes, die mij wel mocht plagen, maar ik hem niet. Hij is later dement geworden, waar ik niet van opkeek. Opa had een 'huussie' met een ton. Daar vroor je 's winters met je billen aan vast en 's zomers zat je er in een zwerm strontvliegen. Of we gingen op zondagmiddag autoroutes rijden. De Dr. Picardtroute, en mijn moeder maar roepen: "Kijk daar toch es, wat mooi!". En eindeloos campings kijken; waar gaan we dit jaar weer naar toe? Campings, die 's zomers een vreugdevolle aanblik bieden maar 's winters de grootste optimist in een depressie doen belanden.
En altijd zondagse kleren aan met de mededeling: "Niet vies worden!" Mooie kleren, maar vooral mijn moeders smaak, niet zo zeer de mijne. Zo kreeg ik ooit een pakje met een knickerbocker, waarbij het de bedoeling is om de half-korte broek aan te laten sluiten op de kousen. Vanwege groeispurten paste het maar een maand. Dus..
Nee, ik denk dat ik vroeger niet zo dol was op de zondag…
Bert

zondag 11 maart 2018

Rauw


In de rij voor de gondel naar de top van de berg hoor ik het voorbij komen: “Ik kan me voorstellen hoe het voelt”. Raak. Want eerder zei ik dat ook weleens tegen mensen die een dierbare verloren hadden. Tot ik het zelf meemaakte. En dat gevoel is juist níet voor te stellen. 

Mijn vader is er nu 6 jaar niet meer. Ik zou er alles voor geven om nog even met hem te kunnen praten. Of even te knuffelen. Of afscheid te kunnen nemen. Dan zou ik hem nog heel veel vragen. Ook zou ik hem vertellen dat hij gelijk heeft gekregen, want het “Wacht maar af Karin, je krijgt het dubbel zo hard terug” klopte helemaal. Hij had er een hard hoofd in, zo met mij in de puberteit. Maar wij hadden toch een hele goede band met elkaar. In mijn kinderen zag hij dingen van mij terug. 

Het verlies van mijn vader heeft me getekend. De tranen komen sneller: Spoorloos kan ik niet meer droog kijken en bij veel liedjes komen de teksten hard binnen. Nog steeds speur ik uit gewoonte de Jachthuisweg af als ik daar langs rijd, want daar zag ik hem regelmatig fietsen. En het missen went, want natuurlijk weet ik dat ik hem niet tegenkom. Maar het gevoel dat erbij komt kijken went niet. Ik wist niet dat het zo zeer kon doen als iemand zo ineens wegvalt. 

Mijn vader was een nuchtere man. Meer dan veertig jaar werkte hij bij de Wavin. Trouw in alles en iemand die zich inzette voor anderen: van de straatvereniging tot ‘Plankenpret’. Op de dag dat mijn tweeling tien jaar werd moest ik hem loslaten. Iemand zei tegen me dat het zo had moeten zijn: dat de cirkel rond was. Goed bedoeld hoor, maar het troostte me niet. Ik had meer aan de bezoekjes, kaarten en goede gesprekken. Dat probeer ik nu ook meer te doen als er mensen om me heen te maken krijgen met een groot verlies. Of dat nu een familielid of vriend is, rouwen is hard en rauw. Iedereen doet dat op zijn eigen manier en op zijn eigen tijd. 
Maar ik zal niet meer zeggen dat ik het me kan voorstellen, ook niet nadat ik het zelf heb meegemaakt. Wees maar blij dat je het je niet voor kunt stellen zou een goed antwoord zijn..Luisteren en er voor iemand zijn is al genoeg.