woensdag 27 november 2019

In de wolken

Hij heeft er ervaring mee. Zijn presentatie is gericht op het voorkomen van de verwachte paniek en vragen. Hij blijft kalm, stelt gerust en vertelt dat je niet meer dan tien minuten zelf aan moet rommelen: dan moet je om hulp vragen. Ik voel de koudwatervrees opkomen…

We gaan als eerste Chronoschool over tot het werken in de ‘cloud’. Voor mij is die cloud donkergrijs. Waarom ze überhaupt weer voor een Engels woord kiezen is mij ook onduidelijk. Mijn talent ligt niet op het gebied van digitalisering. Ik was die leerkracht die tot het laatste wachtte met een cursus Word en die heel lang moest wennen aan een digibord. Ergens ben ik altijd bang dat door mij informatie verloren gaat en instellingen veranderen. En dat snap ik niet van mezelf. Want ik word juist enthousiast van nieuwe werkvormen en materialen en houd van impulsief dingen uitproberen met de kinderen. Of iets werkt of niet zie ik als leerpuntjes voor mij. Kinderen ervaren dan dat ik ook niet alles weet en fouten maak. De kinderen die digitaal heel vaardig zijn hebben geluk met mij als juf. Want er gaan dan werelden voor mij open. Die zij mij laten zien. Digibord werd Smartbord en zoals het (weer Engels!) woord al zegt is het een heel slim bord. Met ongekende mogelijkheden en afstandsbedieningen. Er zijn altijd kinderen die me feilloos kunnen laten zien op welke knoppen ik moet drukken of wat ik met het touchscreen kan doen. Maar het werken in de cloud moet ik zelf leren en uitproberen. Ik krijg een ander mailadres, moet talloze wachtwoorden opnieuw invoeren voor programma’s die ik nu zonder nadenken gebruik. Dat schiet allemaal door mijn hoofd als ik de presentatie volg. Hulp vragen dus. En die is er: van de bovenschoolse ICT-er die geduldig voor schooltijd de stressende juffen door de vernieuwingen loodst. En van lieve collega’s. En zo loop ik toch met mijn hoofd in de clouds na de eerste ochtend na De Overgang.

Karin van Dijk

woensdag 20 november 2019

Traditie


Afgelopen zaterdag was ik getuige van een schitterende Sinterklaasintocht in Hardenberg. Jarenlang was ik daar niet meer naartoe geweest want onze kinderen hebben het geloof in de goedheiligman al een poosje geleden verloren.

Maar zaterdag was speciaal. We hebben deze maand een Japanse student geneeskunde in de praktijk die ons gezondheidszorgsysteem wil leren begrijpen. Maar ook de Nederlandse cultuur hoort hierbij en ik heb bedacht dat ik hem Sinterklaas wilde laten ervaren. Ook hij was erg onder de indruk en er was geen zweem van onbegrip over die zwart geschminkte mannen en vrouwen. Hij genoot volop van de vele kinderen die aanwezig waren want die zijn er in Japan steeds minder. Hij was net zo druk met foto’s maken van alle kinderen, wel of niet geschminkt, die in spanning stonden te wachten als van de afwachting op de goedheiligman. Net als de kinderen was hij ook blij met de pepernoten die hij kreeg.
In Japan is de vergrijzing nog iets verder dan hier waardoor er minder kinderfeesten komen. Nu bedacht ik dat als hier die vergrijzing ook doorzet en er minder kinderen komen er ook minder feesten voor hun hoeven te komen. Dan is er zonder dat we daar iets voor hoeven doen een prachtige traditie verdwenen. Dan hoeven de voor- en tegenstanders niet meer met elkaar op de vuist.
O ja, nog even terug naar onze Japanner. We brachten ook een bezoekje aan onze nationale eenheidsprijzenwinkel Hema, waar ik hem wees op de rookworst, marsepein en chocolade. Vol trots verliet hij de winkel met een Sint en Piet van chocolade. Ook een volwassen hand is soms snel gevuld.

Henk Leemhuis

woensdag 13 november 2019

Zondagmiddag column


Eigenlijk was ik al begonnen aan een column over die doorzeurende non-discussies over de kleur van Piet. Maar al schrijvende merkte ik dat dit ‘kinderfeestje’ hypergevoelig ligt, en ook allang niet meer over de kleur van Piet gaat. Daar is de zwijgende meerderheid, wij dus, namelijk allang klaar mee. Dus de Column krijgt een ‘ander kleurtje’, minder gevoelig, dichter bij huis. We zijn afgelopen week, na ruim dertig jaar, namelijk verhuisd, na een intense zoektocht, hebben we in Dedemsvaart het ideale huis gevonden. Sfeervol, uit 1880, dicht bij de zaak, centraal gelegen, en dicht bij de kinderen.

Verhuizen na zo een lange tijd is een heftige onderneming. Wat bewaart een mens veel. Je vindt dingen terug die je helemaal vergeten was. En je moet in zo’n week veel beslissingen nemen, meenemen of toch maar weggooien? Dat we veel weggegooid hebben, zegt veel over ons karakter en opvoeding. ‘Wie wat bewaart heeft wat’ en ‘zuinigheid en vlijt, bouwt huizen als kastelen’. Ja, het zegt ook veel over de welvaart. Ik moest nog even terugdenken aan begin september, toen ik met mijn dochters in Brussel was. Daar ging dat wel anders. Mensen die van hun spul af wilden, zetten het gewoon op straat. Keek je ‘s morgens, was het allemaal weg. Simpel, gerecycled zoals het hoort. Een tweede leven tegemoet. Toen ik op een avond voor onze Air BNB op het stoepje zat met een glas wijn zag ik hoe dit ging. De buurman had een halve inboedel op straat gezet. Binnen twintig minuten, kwamen respectievelijk een meisje, een Oost-Europees uitziende man, en een Afrikaans uitziende man langs, die alles meesleepten. Met het meisje raakte ik nog kort in gesprek toen ze mij om toestemming vroeg. Ze kwam uit Gambia, en ging het verder verkopen. Daar leefde ze van. Ja dat zet je wel aan het denken. Welvaartsland Nederland met zijn non-discussies over zwarte piet, en de echte armoe in de wereld, zo dichtbij, en zo onzichtbaar.

Groeten uit Dedemsvaart,

Rudi Bults

woensdag 6 november 2019

E-bike

De moderne fiets. Trap je, voorovergebogen op je stuur liggend, met een acceptabele snelheid over het fietspad, word je – zoefff – ingehaald door een kaarsrechte bejaarde. Nog niet helemaal bijgekomen van de verbazing, duik je de berm in: agressief geklingel achter je. Een tros pubers op weg naar school en dat met een snelheid als wacht hun daar de jackpot (is ook zo, maar welke puber beseft dat?). Mijn vrouw heeft er ook eentje. Overgehouden aan een ernstig auto-ongeluk. Ze vocht zich, letterlijk met vallen en opstaan, terug van een driewieler naar een tweewieler. Hulde! Maar nu heb ik er werk aan haar bij te houden. De E-bike. Met blijdschap zie ik de dag tegemoet waarop ik er ook een krijg.

Wil ik ook zo snel kunnen fietsen? Helemaal niet. Ben ik lui? Zeker, maar dat speelt hier ook niet. Ik heb een jeugdtrauma te verwerken. Ik heb nog een ouderwetse fiets. Zo’n ding dat je geacht wordt deels zelf te kunnen repareren, wanneer iets er de brui aan geeft. Een moderne fiets is zo’n ingewikkeld stukje techniek dat je het ding met een schoon geweten naar de fietsenmaker kunt brengen: je kunt de dynamo nog niet eens vinden! Mijn vader hanteerde de regel: eerst zelf repareren. Werkte dat niet, dan keek hij er naar, oordeelde hij: ernstig, dan pas mocht je naar de  fietsenmaker.
Mijn licht deed het niet. Ik worstelde met koper en met draadjes en zo, en tot mijn stomme verbazing verspreidde daarna de koplamp een rijke glans. Toen het achterlicht. Egyptische duisternis. Wat ik ook deed: dead, gone, niks, noppes, nada. Ten einde raad pa er bij gehaald. ‘Nou, laat eens zien.’ Ik til het voorwiel op, geef een slinger: licht. Ik til het achterwiel op. Zwiep: niets. ‘Ziet u wel!’ Mijn vader kwam niet weer bij. Ik wil een E-bike.

Adrian Verbree