woensdag 28 december 2016

Vertrouwen

Mijn eerste column, de laatste van het jaar. Op de trouwdag van mijn allerliefste man en ik. Genoeg voer voor een verhaal zou je zeggen, maar gezien ik hoop dat iedereen deze dagen de liefde al behoorlijk hoog heeft zitten en we nu wel weten dat een nieuw jaar nieuwe kansen biedt, toch iets anders. 

Een tijdje terug zag ik een pleidooi van Jan Terlouw. Ik was net wakker, en wilde het terloops even bekijken, maar was meteen getriggerd. De oude man, die er overigens fantastisch uitzag voor zijn leeftijd, keek recht in de camera en sprak met zo ontzettend veel passie over het leven dat ik er emotioneel van werd. Hij zelf ook, en dat maakte het nóg mooier. 

Hij sprak over klimaatverandering die écht is, en dat we daar niet voor moeten weglopen. Dat de oplossing daarvoor binnen handbereik is, maar we blijkbaar niet in staat zijn tot actie over te gaan. Maar wat me het meest bij bleef van het pleidooi van Terlouw was hetgeen hij vertelde over vertrouwen. Over dat vroeger de touwtjes uit de brievenbus hingen en dat we dit tegenwoordig niet meer durven. Over dat we uitgaan van het slechte van de ‘andere’ mens, en niet meer samen willen. Over dat we daardoor binnen de politiek er een zooitje van hebben gemaakt. Er is te weinig vertrouwen, en dat is erg.
We zijn allemaal mensen met hetzelfde doel: een gelukkig en liefdevol leven. Daarbinnen heeft iedereen zijn eigen kader, maar dit lijkt me algemeen goed. Waarom vertrouwen we dan niet op de ander? Ongeacht kleur of levenswijze, ongeacht wat dan ook, iedereen als zichzelf wil ‘gewoon’ gelukkig zijn. Als we dit nou eens accepteren van elkaar, daarop vertrouwen, en elkaar wat meer loslaten. Te beginnen in 2017. Vertrouwen. Misschien dat er dan meer ruimte komt voor waar ik deze column mee begon; liefde. Want liefde, dat is toch alles!

Anja


woensdag 21 december 2016

Overijsels zand

Ze drijven soms de spot met me. Mijn collega’s. ‘Werk je nog steeds in Gramsbergen?’ ‘Nee, in Hardenberg.’ Besmuikt gelach dat betekent: dat is hetzelfde, want óók niets.
In 1993 streek ik neer in Gramsbergen. Vanuit een andere uithoek van ons land. Mijn eerste werkkring lag op vijf minuten van de Waddenzee, in de kop van Groningen. Een wereld leeg als de maan, waar de klei blauw en bomen een zeldzaam verschijnsel zijn. Het was er goed. Maar dat bleek het op het Overijssels zand, bezaaid met bomen en zich openend en sluitend met het getij van de
maïs, ook. En waar ik in Groningen prima overweg kon met het feit dat men je recht voor je raap zegt wat men van iets vindt, bleek het hier ook weer prettig dat menigeen voorzichtig is met het geven van zijn mening. Het leidt tot een gemoedelijkheid die weldadig aan doet. Beide manieren kennen beperkingen, maar hebben ook elk hun charme.
Ik ben hier graag en ik waardeer het dat ik nu met Anja, Bert, Henk en Karin af en toe en stukje voor u mag schrijven. Ik verkeer liever bij u dan bij bijvoorbeeld tussen de westerse toeristen die in Gramsbergen de supermarkt onveilig maken. Zoek ik in alle rust naar Slatmans kruidkoek, begint er voor in de winkel eentje luidkeels te blèren naar een onzichtbare gast ergens in een ander gangpad: ‘Hé Sjaan…. de spruitû bennû hier hatstikkû vudelûg!!’ Vol medelijden kijken een andere Gramsberger en ik elkaar aan: wat een volk! We zeggen het niet, we denken het. Dat volstaat.

En als zo’n grootsteedse collega van me vraagt wat ik toch in ’dat gat’ doe, vraag ik hem hoeveel verkeerslichten zijn woonplaats telt. Daar heeft hij uiteraard geen antwoord op: er is geen tellen aan. Wel, Grambergen telt er niet één. Hier mag je nog gewoon dóórleven. Houden zo.

Adrian Verbree

vrijdag 16 december 2016

Burenrapport

De kerstvakantie komt eraan en dat betekent voor veel leerlingen: een kerstrapport. De tussenbalans van hun, met name cognitieve, vaardigheden. De creatieve en sociale vaardigheden zijn nog altijd van ondergeschikt belang. Op het schoolse rapport, althans. Op mijn eerste school als docent, het was speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, was het credo van onze directeur: “Wij leveren geen professoren af maar goede buren!” Hij rookte pijp op zijn kantoor, ook toen het eigenlijk niet meer mocht. Die geur vergeet ik nooit meer. Zijn woorden ook niet. Gingen wij ‘de school uit’ werden mijn leerlingen nooit herinnerd om hun kennis maar wel omdat ze beleefd en netjes waren. Daar zijn helaas geen hokjes voor op een rapport.
En dan mijn eigen kinderen… Heb ik me over hun rapporten nooit zorgen hoeven maken, opvoedkundig heb ik regelmatig met mijn handen in het haar gezeten. Het vaderschap heb ik op school als een toevoeging gevoeld, andersom vaak als een belasting. Zeker in gezelschap, “Jij bent leraar, jij moet dat weten!”. Dus. Maar niet op antwoorden, voordat je het weet gaat het weer over de vele vakanties in het onderwijs.
“Aardig jochie heb je,” zei mijn buurman  tegen mij na een woensdagmiddag spelen. Ging dit over mijn kind? Mijn kind dat weer door een of andere ontwikkelingsfase ging, gepaard met onuitstaanbaar gedrag in huiselijke kring? U ziet, de theorie beheers ik wel. Onmogelijk! 

Maar het klopt wel; als kinderen zich thuis veilig voelen, gaan ze experimenteren, uitproberen en in verzet. Bij een ander ervaren ze die veiligheid niet dus daar gedragen ze zich zoals wij als ouders het graag zien. Wil je een volledig kerstrapport van je kroost? Vraag dan ook even het ‘Burenrapport’ op…

woensdag 7 december 2016

Groeten

Voor mij was het altijd heel normaal: als je iemand tegenkomt, dan groet je elkaar.  In Lutten waar ik woonde kende je ook altijd bijna iedereen wel dus ik dacht er eigenlijk niet eens over na. Op mijn achttiende verhuisde ik naar Zwolle.  Wat moest ik er aan wennen dat je daar juist aangekeken werd als je iemand groette.. Juist daar kon ik ervan genieten als je iemand tegenkwam die je kende: het ‘wij’ gevoel was dat. Ergens schept dat toch een band, ook al weet je eigenlijk weinig persoonlijke dingen van elkaar.
Bijzonder hoe dat werkt: het ‘wij’ gevoel. Toen mijn man een Harley had gekocht, (al ver voor zijn midlife, hoor) werd ik ontzettend blij van de toertochtjes. Daar zat ik dan: achterop met een stoer leren motorjack aan en bij elke Harley die we tegenkwamen groette ik. Twee vingers omhoog, het schepte een band: wij Harley rijders!
In Dedemsvaart waar ik nu woon groeten mensen elkaar ook nog gewoon. Dat zal hier in de regio vast niet anders zijn. Bij het wandelen buiten, op de fiets of in de winkelstraat. Maar voor mij is het nog niet genoeg en kan ik het af en toe niet laten..
Sinds een jaartje rijd ik in een parelmoer witte Fiat 500. Had ik nooit iets met auto’s: op deze ben ik wél zuinig en ook trots. Ineens vallen me andere Fiatjes ook op en komt dat ‘wij’ gevoel weer opzetten. Dus automatisch groet ik de andere witte Fiat 500 rijders met een zwaai. Vaak krijg er eentje terug. Mijn kinderen schamen zich hier enorm voor. “Mam, dat meen je toch niet hé! Je gaat toch niet zwaaien naar iemand in een Fiat die je niet kent!”. Dat ‘wij’ gevoel: ik moet het ze toch nog even overbrengen. Tot die tijd ga ik er gewoon mee door hoor, als een soort eenzame strijder voor het ‘wij’ gevoel. En dan hoop ik maar dat er veel medestrijders te vinden zijn onder de Toren lezers.


De Groeten! 

Karin van Dijk

donderdag 1 december 2016

Afscheid

En dan is het echt zover, het schrijven van columns voor de Toren gaat beginnen. Ik mag de spits van deze even s(T)oren rubriek afbijten, leuk.
Na het verschijnen van de laatste toren, waarin we als columnisten werden voorgesteld krijg ik vanuit allerlei hoeken opmerkingen en suggesties hoe ik mijn columns moet gaan vullen. Van HHC tot patiënten die mij veel geven, maar ik denk toch dat ik vooral mijzelf  wil zijn.

Voor het eerst was het er dit najaar, bij het ontwaken zaterdagmorgen de rijp op de bomen. En echt mist, tijdens de ochtendwandeling met de hond geniet ik van de stilte, heerlijk om buiten te zijn. Altijd denk ik op zulke momenten, waar is iedereen, dit is toch genieten, maar ja als iedereen naar buiten gaat is mijn stilte ook weer verdwenen. Dus lekker laten zo. Het begin van het weekend, dingen doen waar ik door de week niet aan toe kom. Maar vaak zijn er op zaterdag ook zaken die moeten. Onze auto die zo heerlijk reed heeft het begeven,  jammer, want Hitam (onze hond) lag  graag in de grote kofferbak. De leenauto die ik heb mijdt ze. Dus we moeten op  autojacht, verplicht. Ik heb daar helemaal niets mee, dus kost het nog meer energie, weer een hele ochtend ingevuld. En dan heb ik alleen nog maar gepraat over een andere auto, er is zoveel te koop, er is zoveel mogelijk. Dat maakt het alleen maar moeilijker. Een besluit is er ook nog niet genomen, ik moet er maar eens een paar nachtjes over slapen. Er komt wel een andere auto.


Het is toch wel anders dan afscheid nemen van mensen. Zo was ik afgelopen week bij het afscheid van Aartjan Schaap als cardioloog van ons ziekenhuis. Meer dan 20 jaar heeft hij daar gewerkt, hoeveel hartslagen van Vechtdallers zal hij gehoord hebben,  velen kwamen hem de hand drukken, ook patiënten die hun hartslag aan hem te danken hebben.

Henk Leemhuis