![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEicrahvy7o6pG-frwxhrjEhP6H9e-DmQKR2O1Y_xeGbyEEDjOJJiLRUOCodHzsq0Lks9io7Jl8HHg6CmUiP3d4f2SwjH8_EtIc4HxDkKfxqEnjSHL7D0ag0KMB5XW-u87OYrOLWVSXGO1Y/s200/Adrian.jpg)
In 1993 streek ik neer in
Gramsbergen. Vanuit een andere uithoek van ons land. Mijn eerste werkkring lag
op vijf minuten van de Waddenzee, in de kop van Groningen. Een wereld leeg als
de maan, waar de klei blauw en bomen een zeldzaam verschijnsel zijn. Het was er
goed. Maar dat bleek het op het Overijssels zand, bezaaid met bomen en zich
openend en sluitend met het getij van de
maïs, ook. En waar ik in Groningen
prima overweg kon met het feit dat men je recht voor je raap zegt wat men van
iets vindt, bleek het hier ook weer prettig dat menigeen voorzichtig is met het
geven van zijn mening. Het leidt tot een gemoedelijkheid die weldadig aan doet.
Beide manieren kennen beperkingen, maar hebben ook elk hun charme.
Ik ben hier graag en ik waardeer
het dat ik nu met Anja, Bert, Henk en Karin af en toe en stukje voor u mag
schrijven. Ik verkeer liever bij u dan bij bijvoorbeeld tussen de westerse
toeristen die in Gramsbergen de supermarkt onveilig maken. Zoek ik in alle rust
naar Slatmans kruidkoek, begint er voor in de winkel eentje luidkeels te blèren
naar een onzichtbare gast ergens in een ander gangpad: ‘Hé Sjaan…. de spruitû
bennû hier hatstikkû vudelûg!!’ Vol medelijden kijken een andere Gramsberger en
ik elkaar aan: wat een volk! We zeggen het niet, we denken het. Dat volstaat.
En als zo’n grootsteedse
collega van me vraagt wat ik toch in ’dat gat’ doe, vraag ik hem hoeveel
verkeerslichten zijn woonplaats telt. Daar heeft hij uiteraard geen antwoord
op: er is geen tellen aan. Wel, Grambergen telt er niet één. Hier mag je nog
gewoon dóórleven. Houden zo.
Adrian Verbree
Geen opmerkingen:
Een reactie posten