Vorige week vertelde Bert: - altijd heerlijk eerlijk - ik ben uit mijn eerste band geschopt. Daarmee had hij het al verder geschopt dan ik.
Mijn muzikale beperkingen werden op mijn tiende duidelijk. Ik moest auditie doen voor een jongenskoor. Móest. Mijn 1 jaar jongere broer ook. Ik was te onnozel om expres slecht te presteren. Op een onbewaakt ogenblik wierp ik een blik in de scorelijst. Daar stond achter de naam van mijn broer een 9, achter die van mij een 4. Ik voel nog de opluchting die toen door me heen ging. Ik had niet vals gespeeld, maar was aan het jongenskoor ontsnapt. Mijn broer kreeg voor dat koor een grijze pantalon (met vouw) en witte coltrui aangemeten. O gruwel!
Als
gereformeerde jongen kreeg ik orgelles. Het zal wel ergens in de kleine
lettertjes van de kerkorde verstopt hebben gezeten: ´maakt dat uw jongeren het
orgel begorgelen´, of zo.
Ik
vond er niks aan. Melodietjes als ´Mieke houd je vast aan de takken van de
bomen´, veranderden in mijn hoofd al snel in: Mieke hang je op aan de takken
van de bomen. Ik was een slecht kind.
Wij
hadden een traporgel. Ons huis in een Groninger nieuwbouwwijk grensde aan een
trapveldje. Ik ontwikkelde een unieke techniek om aan het orgel te ontsnappen:
terwijl Mieke, gepijnigd door mijn toetsenwerk, weer eens bezig was zich op te
hangen, trapte ik stilaan langzamer, zodat - hoe passend bij de aangepaste
tekst - Miekes melodie langzaam weg stierf. Ik hoopte dat door het ´stilaan´
het uiteindelijk stilvallen van het orgel mijn ouders zou ontgaan. Ik had het
raam al op een kier gezet. Zodra Mieke haar laatste adem had uitgeblazen,
glipte ik dan door het raam naar de blije wereld van het voetbal. En hoewel ik
het ook daar niet ver heb geschopt, heb ik wel genoten.
Adrian Verbree
Geen opmerkingen:
Een reactie posten