Ik schrijf dit stukje met de pen tussen mijn grote en op een na grootste teen. Het zijn de enige lichaamsdelen die ik boven water durf te houden. Wat een hitte! De hemel van azuur, de zon een koperen ploert. Amechtige bejaarden, voor dood liggende huisdieren, mensen met benen zo wit dat ze licht geven hijsen zich in korte broeken. Het is niet te doen. Weer een hittegolf!
Zo,
dat moest er even uit. Even lekker zeuren. Zijn we goed in. Regent het een
week, is het: die nattigheid ben je ook gauw zat. Biedt ons land, zonder
tolwegen, toeristenbelasting en onleesbare menukaarten veertien dagen aaneen -
tijdens de bouwvak! - Rivièra-weer, is
het ook niet goed. Véél te heet. Maar hebben we ons naar diezelfde
Rivièra-gesleept - veertienhonderd kilometer, blèrende kinderen achterin en
voorin een onder druk rakende relatie - en blijkt het dáár bewolkt en 20 graden
te zijn, dan willen we ons geld terug.
Ik
houd van ons. Nooit tevreden. Altijd het verkeerde weer. Het is natuurlijk niet
waar. Het is een spel dat wij Nederlanders samen bedreven spelen. Door
veelvuldig en veelkleurig luidruchtig op ons weer af te geven, bereiken we dat
de rest van de wereld niet doorheeft dat wij het fraaist denkbare klimaat
hebben. Geen land zo groen, zo afwisselend bewolkt. En is het hier een keertje
heet (29 x in honderd 120 jaar), dan neemt niemand het je kwalijk dat je meteen
terugschakelt naar de eerste versnelling en verheugen we ons samen op de avond.
De avonden: tot laat zwermen over de schuttingen heerlijke barbecuegeuren uit;
we laten bierflesjes en wijnglazen rinkelen, gelach uit honderd tuinen.
We hebben een fantastisch klimaat! En we weten het. Allemaal. Maar niet verder vertellen, gewoon doorzeuren: man, man wat een hitte!
Adrian Verbree
Geen opmerkingen:
Een reactie posten