![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEjz57hP18_49EGQ_58SmpV5-ZOvHkRvLCaj9PpRONrYGHw7TZRCRaXaQHCorhnzTbx-5J6tZpmEUifCHUuP789_Z6gOIIkCHEY9dRkOVodjEjUDlN99tu4inePngbQUnjitJ50i7o4tFZvF/s200/04+Adrian+Verbree.jpg)
U
begrijpt: ik ben een echte visser. Ik vang altijd. Soms zelfs bot. Maar ik
behoor niet de allerechtste vissers. De allerechtste vissers zijn
karpervissers. Nachtenlang liggen ze gecamoufleerd te wachten op dat ene
zoetwatervarken. Dat kost menigeen zijn relatie. Terecht. De op een na echtste
vissers - waar ik tot nu toe ook niet toe behoor - zijn de vissers die vissen
ten koste van hun partner. Vrouwen vissen steeds vaker, maar het zijn toch nog
steeds veelal de dames die door manlief worden meegesleept naar de waterkant.
Ik
vind dat niet kunnen. U kent dat wel: dan zitten ze daar met hun boek,
breiwerkje of telefoon op een klapstoeltje verloren naast manlief die op een
platform een soort viscockpit heeft ingericht. Je hoort ze gapen en ziet ze
denken: wanneer is dit voorbij? Nooit, want met vissen is het als in het café:
nog eentje. Ik heb mijn vrouw nog nooit meegenomen naar het water. Nee, zo´n
barre echtgenoot ben ik niet. Dat kun je niet maken. En ik ga altijd ook maar
kort. Niks karpers, even een paar voorntjes prikken en weer naar huis. Nou
vooruit, nog eentje dan.
Maar
onlangs kantelde mijn wereldbeeld. Ik sprak een vrouw die vertelde dat ze
zomers graag aan het water een boek leest. Ze neemt haar man mee en die gaat
dan vissen. Ik realiseerde me ineens dat mijn vrouw ook erg van lezen houdt. En
van de natuur. En van water. Ik ga haar helpen zich te ontplooien. Ik voel het:
het wordt een geweldige zomer.
Adrian Verbree
Geen opmerkingen:
Een reactie posten