Ooit
waren merels schuwe bosvogels. Je hoorde ze, zag ze niet. Tegenwoordig staat de
merel hoog in de tuintoptien, soms zelfs op één.
Merels
zijn geweldig.
Ze
pikken niet, zoals die schattige koolmeesjes, hun soortgenoten en andere
vogeltjes letterlijk de schedel in. Ze roven niet, zoals gaaien, andermans
jongen uit het nest.
Merels
zijn geweldig,
Op
de nok van uw dak zijn ze in juni uw wekker ruim voor en wekken u met zulk zoet
gekwinkeleer dat ontwaken bijna acceptabel wordt.
Merels
zijn geweldig.
Behalve
die in mijn tuin. Ik heb een paar bonsais, van die miniboompjes (bonsai
betekent gewoon: boom in pot). Het voorjaar is een spannende tijd voor de
bonsaihouder. Bij een beetje bonsai heeft zich rond de stam een mooi, dicht
mostapijt gevormd. Merels beschouwen dit groene fluweel als fijne aankleding
voor hun nest. Kom je ´s morgens buiten, even de bonsais bewonderen, blijkt de
helft van je mos weggepikt: merels! Vorige week was het weer zover.
Waar
was mijn buks: ik had ineens een onstilbare trek in gevulde merel! Terwijl ik
vol moordgedachten rondkeek, viel mijn oog op een uitstulping onderaan de stam
van een bonsai die ik op ooghoogte heb staan. Ik sloop dichterbij en stond in
oog met het mosmonster. Met zwarte kraaloogjes keek ze mij vanuit haar vers
gevlochten nest aan, aarzelde even, ging er toen toch maar vandoor om op het
dak adequaat moord en brand te gaan zitten schreeuwen. In het nest drie
blauwgroene eieren op een bedje van mos. Mijn mos. Een omelet dan maar? Ik kon
het niet over mijn hart krijgen. En dus worden er op dit moment onder mijn
bonsai drie mosrovers uitgebroed.
Merels
zijn @#$%*!!!
Adrian Verbree
Geen opmerkingen:
Een reactie posten