Boven
mij klinkt het alsof er een guerrillaoorlog aan de gang is. Ik pak wat te
drinken en ga er eens goed voor zitten. Hier wil ik niets van missen. Vanuit
het gebladerte zien ze me lachen; als blikken konden doden.
Deze
zomervakantie ruilden wij ons vakantiehuisje voor een weekje met de bewoners
van een appartement op vierhoog in Amsterdam-Zuid. Zij een week rust, wij een
week herrie. Normaal gesproken laten wij zo’n weekje op ons af komen. We zien
wel. Echter, deze keer is één dag al van tevoren ingevuld: we gaan klimmen in
het Amsterdamse bos. Klimmen impliceert hoogtes en beweging, geen begrippen die
veelvuldig op mijn ‘bucketlist’ voorkomen. “Ga dan niet”, hoor ik u denken, en
terecht. Maar wij vonden vrijkaartjes voor deze attractie bij het opruimen van
de spullen van mijn moeder. Weggooien zou zonde zijn, ik blijf wel Groninger.
Voor
je de boom ingaat, krijg je een tuig om dat door een vriendelijk lachende
medewerker extra hard wordt aangesnoerd. Aandachtspunt hierbij is dat de
uitwendige voorplantingsorganen dusdanig gepositioneerd worden zodat ze niet
worden verrast door de knellende banden. Een net te klein blauw helmpje op en
je staat voor lul. Dus klaar om aan de slag te gaan.
De
eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het me meeviel, ik vond het zelfs leuk.
Tijdens het eerste parcours probeerde ik uit te stralen dat ik dit al jaren
deed, waardoor ik van de opgebouwde spierspanning me als een parkiet met
Parkinson door de boomkruinen bewoog. Die houding heb ik snel laten varen.
Als
je eenmaal op een parcours bent ‘ingeklikt’ met je veiligheidslijn, dan is er
geen weg terug. Dat besef dringt langzaam door bij het Braziliaanse gezin waar
ik naar zit te kijken. De vrouwen hysterisch en de mannen te dik. Ze moeten nog
zeker 50 meter. Ik schenk nog eens in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten