In 1991 leer ik Erna kennen. We krijgen verkering en in 1993
gaan we op vakantie naar Parijs, de stad van de liefde. En de Eiffeltoren...
We brengen de dagen door met lange wandelingen in de stad en lezen voor de
tent. Op zekere dag moet het er dan toch van komen: de Eiffeltoren...
Ik heb hoogtevrees. Maar dat vertel je niet in de prille fase van de
verliefdheid aan je verkering. “Durf je?” vraagt Erna. Tuuuurlijk! Waren die
traptreden maar dicht geweest in plaats van roosters waar je dwars doorheen
keek. Maar helaas, wanneer ik naar beneden kijk, zie en voel ik de grond onder
me wegzakken. Ik haal de eerste verdieping. Erna huppelt met haar lichte
rugzakje en wapperende haren over het dek. Ik sta echter als vastgelast aan een
stalen spant in het midden van het plankier. “Kom, we gaan naar de tweede
verdieping”, stelt ze lachend voor. Op dat moment zei mijn blaasspier: “Als jij
één voet op die trap
zet, dan gaan ik in staking!” Ik piep: “Ik ben nog lang niet uitgekeken hier.
Ga jij maar vast. Ik kom zo!” Eerst tijd
kopen, dan zou ik wel verder zien. Als in een nachtmerrie zweet ik naar de
tweede verdieping. Eenmaal verenigd constateert Erna dat kaartjes voor de lift
naar de top wel heel duur zijn. Al was Gustav Eiffel uit de dood opgestaan en
had voor ons de liftdeur opengehouden, ik had bedankt.
“Jij was bang, hè?” maakt
Erna de rekening op als we weer voor ons tentje zitten. “Ja”, verzucht ik, blij
dat ik de schijn niet meer hoef op te houden. “Geeft niks.” zegt ze. Met deze
vrouw ga ik trouwen.
De volgende dag vetrekken we. Vanuit de trein zie ik dat op de Eiffeltoren de
lampen worden ontstoken. “Kijk eens,” zeg ik tegen Erna, “Mooi, hè..”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten