![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEjP5r_y-Yac3ckktOVXN2qL8HaPhiXimF6Z8uo2PXx9S8IjiVG0U56Lvr824DQbmpfM6V5zGjudRBSCOb1cUvPnpEreDKIT9FxBFM3GNIJmhp1tDY_pClNutDM6kKErycC395Z7ybDG0JY/s200/Bert.jpg)
Ik
had met Erna een boerderijtje in Brucht gehuurd. Een halfsteens, tochtig huis
met tig kamers maar in onze ogen, een droompaleis. De verhuurster, een krasse
zestiger, had ons binnen de kortste keren min of meer geadopteerd, onder het
motto: “De jongeluu mut nog een boel leer’n”. Zo maande ze ons toen de winter
naderde om toch vooral ’s nachts het water af te sluiten in verband met
bevriezingsgevaar. Hetgeen wij vlot en trouwhartig beloofden maar evenzo snel
weer vergaten. En zo zaten wij januari 1998 in onze boerderij te kleumen bij
-12. Met ijs in de waterleiding. Dat de afwezigheid van zoiets vanzelfsprekends
als water je zo buitenspel kan zetten, is verbluffend. Ons hele dagelijks leven
werd erdoor ontwricht. Wilden wij ons ’s ochtends opfrissen om naar het werk te
gaan, dan moesten wij daags daarvoor ergens water geregeld hebben. Samen
poedelen in één kom. Twee kommen was waterverspilling. Wc-bezoek? Zoveel
mogelijk op het werk; kleine boodschap thuis naspoelen uit jerrycan. De
afhandeling van de grote boodschap laat ik aan jullie fantasie over waarbij ik
de steekwoorden: krant, tuin en groene container wil meegeven. Aan de andere
kant konden wij samen de humor er ook wel van inzien. We hadden onze matrassen
in de woonkamer gesleept en sliepen voor de kachel. Met een fles antivries. Een
winters back-to-basic. Vrolijk bietsten wij water, douchten op het werk en
brachten fluitend de krant naar de tuin. Toch ging de situatie al gauw vervelen
en gingen wij weer verlangen naar het gemak dat we gewend waren. Drie weken
later spatte het water weer uit de kranen.
Even voelden wij ons de rijkste
mensen op aarde.
Bert Nonkes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten