Ik ben achttien en ik
doe examen. Direct na mijn examens ga ik voor drie maanden naar Amerika. Geen
beste planning, want ik sta er slecht voor en in de week van de eventuele
herexamens zit ik ergens tussen New York en Washington. Dus…Daarnaast ben ik
ook verliefd. Elke vrijdagavond mag ik haar naar huis brengen en staan we nog
een uur te praten en zit er zo af en toe een kus in. Te summier, volgens mijn
testosteron, maar ja. Zo niet de vrijdagavond voor mijn Amerikareis. Ze maakt
werk van de afscheidskus, ik schrik ervan. “Dan weet je waarvoor je weer thuiskomt”,
zegt ze en fietst weg. Ik ben ‘flabergasted’, om er alvast even in te komen.
Amerika is fantastisch, vooral het land. De Amerikanen, tja,
tot op de dag van vandaag ben ik niet blij met hun te grote rol in de
wereldpolitiek. Te arrogant, te blij met zichzelf, te overtuigd van hun gelijk,
te conservatief. Oja, en of veel te dik, of veel te dun. Maar nogmaals, het
land is mooi. Ergens tussen New York en Washington hoor ik dat ik gezakt ben,
waarvoor ik al vreesde. Door duizenden kilometers kabel klinkt de stem van mijn
vader vanuit Stadskanaal: “Nu kun je alleen nog maar putjesschepper worden.”
Hij meent het vast niet, maar zo klinkt het wel. Na een memorabele reis, waar
ik vast nog eens op terugkom, landen we in juli ’89 weer op Schiphol. Ik
schrijf me in voor nog een jaar lyceum en ga op zoek naar mijn weekendprinses.
En vind haar in het uitgaansleven in Stadskanaal in de armen van een ander.
“Tja, had je maar niet moeten zakken, zonder diploma ben je voor mij niet
interessant.” Ze draait zich om en danst mijn dromen uit. Jammer, maar eerlijk
gezegd ruist Amerika nog te veel door mijn aderen om er ondersteboven van te
zijn. Een week later zag ik haar toevallig zonder make-up. Dat hielp ook..
Bert Nonkes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten